terug naar werken Henri Bruning
vorige bladzijde



EEN ANDER SPOOR...?

zeer lang kan en blijft men vele dingen ook aldus (gerustgesteld) verklaren. Na de oorlog, nietwaar, zal dit alles anders worden. Tot geleidelijk het vermoeden groeit dat dat alles behoort tot het wezen van de machtsstrijd, tot hetgeen die strijd in de centra der wereldpolîtiek (waarmee de rest der wereld moet meedoen) is en eist, niet op dat éne moment (van de oorlog), maar ook daarna, altijd en overal, dat het behoort tot de voorwaarde van die strijd, en dat dié strijd de wereld behéerst. Alles waarvan men theoretisch het bestaan kende, wordt nabij, realiteit, persoonlijke ervaring, en hoeveel afzichtelijker dan men ooit heeft durven begrijpen. Misschien is het verbijsterende nog niet eens de consequente meedogenloosheid waarmee die machtsstrijd gevoerd wordt, maar dit: dat hij niet alleen de laagste hartstochten van de mens ontketent en voedt, doch méde mèt het zwijgen van het menselijk geweten moet gevoerd: dat hij daarmee, ergens en doorlopend, een menselijke depravatie, een rechtstreeks en fundamenteel verraad aan de menselijke waardigheid vooropstelt. Men begint te vermoeden welke mensen van goede wil de mensen zijn voor en van dat gevecht, wat in die mensen moet kunnen zwijgen en blijven zwijgen d.i. al dieper demoraliseren, welk soort genialiteit hier geniaal is; men begint te vermoeden aan welke woeste, onterende strijd de scheppende gedachten, die alle partijen in de grond, zuiverder of onzuiverder, vertegenwoordigen en verdedigen, zijn uitgeleverd wanneer zij in de greep zijn geraakt van de mannen van die machtsstrijd; waarom en hoe en door wie idealen besprongen, verraden, besmeurd worden (in de overtuiging nog, soms, dat zij ze juist verdedigen); men begint zich te bezinnen op wat die machtsstrijd aan geweld, ellende, haat, leugen, list en onmenselijke wreedheden ontketent (om misverstand te voorkomen: ik doel hier niet op de Jodenvervolgingen, die zijn een hoofdstuk en een misdrijf apart). Men begint innerlijk te reageren, zoals Charles op een bepaalde episode reageerde, toen hij schreef: ,,Maar ik zeg U dat de mieren die elkaar levend in stukken bijten, hogere wezens zijn dan wij”, en dit is niet de reactie op de daden van de éne partij, maar op die van alle partijen, en niet enkel op die waarin de gruwelijkheid haar climax bereikt, maar niet minder op die ,,normale” die in


441





















volgende bladzijde

aangemaakt: 17-08-2008 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 05-03-2010