|
EEN ANDER SPOOR...?
met represailles, o.m. omdat terreur en guerilla, uitgaande van de burgerbevolking, een uitermate gevaarlijk dreigement zijn in de rug van het leger dat met een ander leger in strijd is gewikkeld. Naarmate zulk een principieel geoorloofde illegaliteit - van hoger hand nadrukkelijk als recht verdedigd - algemener wordt, stoutmoediger en veelvuldiger ageert, wordt, door de gevolgen die het oproept, de situatie voor de bevolking als geheel onhoudbaarder; deze gaat de krachten van de gemiddelde mens (en daarmee, van vrijwel het gehele volk) weldra te boven, en als de oorlog lange tijd onbeslist blijft, kan die situatie wel eens een geheel ongewenste uitwerking hebben: leiden tot verbittering, oorlogsmoeheid en erger. Een regering kan wel erkennen dat een volk in oorlog is gebleven, doch het kan tevens, dunkt me, een zaak van verstandig beleid zijn als zij aarzelt openlijk en scherp en dagelijks de rechten te beklemtonen die uit deze situatie voortvloeien. Men kan zeker niet zonder meer stellen dat haar houding positiever zou zijn geweest ,,als zij zich maar voldoende voor ons geďnteresseerd had”. Ook voor haar kan iets anders dan wat objectief en in abstracto recht is, beslissend zijn geweest. Zij liet zich dan leiden door hetgeen boven alle rechten die wetboeken en reglementen verlenen, primair gezag (en doel van het handelen) is, n1. hetgeen voor een volk in oorlog goed of het minst noodlottig en voor de oorlogvoering het meest wenselijk is. Ook zij handelde dan - niet voorbijzien van wat principieel plicht schijnt - overeenkomstig een hoger wetboek of, om Charles’ woorden te bezigen, ,,naar de eis van zijn (haar) hoogst persoonlijke geweten”, - het enige dat rest, als wat objectief recht en plicht is, voor het concreet geboden handelen geen richtsnoer meer kan zijn.
Ik meen nu dat die plicht - ,,het waagstuk om te trachten te handelen naar de eis van zijn hoogst persoonlijk geweten” - ook voor nog anderen doorslaggevend kan zijn geweest; dat ook hůn keuze - hoezeer door een meerderheid van het volk afgewezen - hun als onontkoombare gewetensplicht kan zijn opgedrongen. Het oordeel van het geweten mag dan objectief verkeerd zijn geweest, maar op ’t moment van de keuze bestond het - dwingend en beslissend - als een goed waaraan men zich niet onttrekken kon. Ik geloof dan ook niet dat men
425
|
|