terug naar werken Henri Bruning
vorige bladzijde



EEN ANDER SPOOR...?

dit jaar o.a. het volgende: ,,Nu moet mij nòg iets van het hart: toen in de kringen van letterkundigen bekend werd, dat ik de uitgever zal zijn van uw boek, heb ik daarover veel te verduren gehad. Ik had U bij mijn bezoek in Nijmegen reeds voorspeld, dat de weerstand in de boekhandel groot zou zijn. Ik had toen echter nog niet gerekend met weerstand bij de letterkundigen. Het heeft voor U en voor mij geen enkele zin, deze feiten onder stoelen of banken te steken. Behalve Pierre Dubois heeft ook Charles mijn standpunt t.a.v. de uitgave van uw boek hardnekkig verdedigd. Ik laat dan ook alle protesten rustig langs mij heen gaan.
    Maar t.a.v. uw medewerking aan Maatstaf stel ik prijs op nog een gesprek tussen U en mij”.
    Dadelijk daarop stuurde Bruning mij dit antwoord: ,,Het eerste deel van uw brief heeft me een ogenblik bijzonder verheugd; (dit als reactie op mededelingen omtrent de vorderingen met zijn boek. B. B.) wegens het tweede gedeelte zou ik liefst zo spoedig mogelijk naar Den Haag komen. Ik ben echter op het ogenblik aan Nijmegen gekluisterd; doch hopelijk behoort dit volgende week weer tot het verleden. In ieder geval wil ik mijn bezoek aan U niet langer dan nodig is uitstellen. - Dat er van de zijde der letterkundigen protesten zouden loskomen tegen de uitgave door U van mijn boek, had ik eerlijk niet verwacht en ontmoedigt me zeer. Te minder was ik hierop voorbereid, omdat er destijds, toen mijn zaak voor de Ereraad kwam, dus nu reeds acht jaar en langer geleden, door enkele van de meest vooraanstaande letterkundigen - de heren A. Roland Holst, Vestdijk, Van Duinkerken, en Lichtveld zelfs - tegen het op mij rustend publicatieverbod werd geprotesteerd, en door Vestdijk zelfs in zeer heftige termen. Ook heeft de critiek nog geen enkele maal met een protest gereageerd op het verschijnen van mijn twee na de oorlog gepubliceerde gedichtenbundels. Niettemin, een protest blijft begrijpelijk. Doch als het Recht zijn woord heeft gesproken, moet men er toch ook mee kunnen instemmen, dat een schrijver nadien mede met zijn werk het bewijs levert, dat hij met de gezindheid en de inzichten van vroeger gebroken heeft en dat dit bij hem diepste ernst is”. (Cursivering van mij, B.B.)

421






















volgende bladzijde

aangemaakt: 17-08-2008 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 05-03-2010