
|
Wat is "de mensch"?
Doch wat ben "ik"? Wat is de mensch - die nooit ziel is en nooit ziel zal worden, slechts mensch; die deze wil staande houdt, trotsch en zelfstandig, ook tegenover het zooveel schoonere zijn der ziel, die niet aanneemt wat hem niet dient en slechts aanneemt in zooverre het hem dient. Wie is deze heerschzuchtige en schoone, deze schoone heerscher over de ziel, over God, Christus, die slechts zijn opdat zij zijn heil zouden zijn - en die toch niet gekend wordt door de ziel die hem en alles ván hem, evenals al het tijdelijke dezer aarde voorbij gaat als ware het niet.
Wie is deze mensch? Die mensch móet zijn en slechts mensch wil zijn, die dat opeischt als zijn hoogste en sublieme RECHT.
Hij is degene die zijn ziel - o ziel - met liefde moet haten, gelijk Christus leerde, opdat hij zijn leven vinden zou. Hij is degene voor wie datgene, wat voor de ziel in hem "ijdelheid der ijdelheden", gelijkelijk ledigheid en gelijkelijk stilte is, heilig is: heiliger dan het heiligste. Hij is degene die alle plichten van het mensch-zijn en der aarde aanvaardt, en deze aanvaardt als heiliger dan het heiligste. Omdat het eenige heilige, zoolang hij mensch is, voor hem is MENSCH te zijn, dit wil zeggen: al die edele en trotsche streefvermogens in hem hun hoogste en souvereine ontplooiing te laten worden. Het verstand hoogste bewustzijn, het gevoel hoogste zuiverheid, den wil zuiverst gerichtheid; alle te brengen tot een helder en onwankelbaar zijn in de Waarheid, in die menschelijke klaarheid welke wij hier bereiken kunnen, en daardoor in die vrijheid, waardoor wij eerst waarlijk mensch zijn.
|

|