Inhoudsopgave

   



Over de vijandschap

    Mijn verstand eischt een hoogste bewustzijnsvorm voor zich op, doch mijn ziel verhoudt zich tot dezen trotschen, heerszuchtigen en superieuren wil in een staat van volkomen rust.
    Zoo zijn er, zou men kunnen zeggen, twéé beginselen in mij: de menschelijke vermogens (de mensch) die naar hun perfectie streven, uit zichzelf en om zichzelf, en een ander, de ziel, die deze perfectie niet telt en die de menschelijke vermogens ook niet (niet rechtstreeks, of zélf) activeert: die een geheel ánder leven leidt en een geheel anderen "wil" behoort dan die waaraan de menschelijke vermogens onderworpen zijn.
    Maar telt de ziel de perfectie niet der menschelijke vermogens en "wil" zij deze perfectie niet zijn, ook de menschelijke vermogens willen niet de perfectie der ziel zijn: voor háár zenith deinzen ze terug als voor hun ondergang. Zij willen zichzelf zijn, slechts hún perfectie. Zij aanvaarden de ziel in zooverre zij tot hún perfectie bijdraagt, of juister: in zooverre zij de ziel voor hún perfectie gebruiken kunnen. Voor het overige is zij hun vijand: hun vernietiging en ondergang. Zij aanvaarden de ziel zooals de waterplanten het water aanvaarden; in zooverre de planten aan het water voor hún perfectie krachten ontleenen kunnen.
    De mensch wil sámen zijn met de ziel, hij wil niet zijn ziel zijn. Hij wil hier op aarde enkel MENSCH zijn. Hij wil ín de ziel zijn zooals de waterplanten ín het water willen zijn - niet echter om met het water één te worden en water te worden.





















   Volgende pagina

Inhoudsopgave   



aangemaakt: 03-12-2021 Copyright © 2022 by
Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 30-04-2022