|
losgelaten, met onfeilbare, mathematische noodwendigheid, gelijk Dom J. B. Chautard in zijn illustre boekje „Het Inwendig Leven of de Ziel van het Apostolaat” 13) met onverbiddelijke logica aantoont. En dit is duidelijk. Indien geen inwendig, met God vereenigd leven de zeer bizondere genaden van wijsheid en bijstand losschakelt, zijn God, de zielen, de Waarheid en de genaden op genade of ongenade overgeleverd aan den m e n s c h, d.w.z. aan die kortzichtige, redelooze, weldra immoreele willekeur-aan-oordeelen welke de resultante is van door natuurlijke neigingen verduisterde en ontordende inzichten. Nolens volens (doch onvermijdelijk) wordt het leven dezer priesters, om alles wat zij in de menschelijke zoowel als in de goddelijke orde v e r w o e s t e n, om alles waarvan zij God en menschen b e r o o v e n, één groote, wraakroepende zonde tegen den Heiligen Geest. Want déze roept in de honger der menschen en deze deelt Zich Christus’ Kerk mede door het H. Evangelie, de H. Sacramenten en de heiligen, — doch deze weg houden zij, met al de sinistere krachten hunner domme menschelijkheid (god-loosheid), verspérd. Zij zijn een oordeellooze speelbal hunner ontordende inzichten, hunner ont-teugelde hartstochten en daarmee weldra het willoos instrument van den sluwen Misleider: den belager van Christus Kerk. Diens allereerste toeleg is altijd de Kerk i n w e n d i g te verzwakken: „Le diable ne recherche pas les infidèles ni ceux du dehors; il s’applique â ravir ceux qui font partie de l’Eglise du Christ.” (Hieronymus) Diens gevaarlijkste wapen is de r e a l i t e i t vervagen van Christus’ woord: „Wie niet met Mij is, is tegen Mij; wie niet met Mij vergadert, verstrooit.”
Alleen reeds hierom kon kardinaal Lavigerie zeggen, dat er voor een priester geen middenweg bestaat tusschen heiligheid
44
|
|