lijst van werken
volgende bladzijde


56


DE KRINGLOOP NAAR HET SENTRUM

ROMAN-FRAGMENT.
    ,,Want de verwachting van het schepsel is der ijdelheid onderworpen geworden, – niet vrijwilllig, maar om hem, die het daaraan onderwierp, – op hope, dat ook het schepsel zelf van de dienstbaarheid der vergankelijkheid zal vrij gemaakt worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods.”
Paulus aan de Romeinen. – C. 8.

    ,,Ik heb gezien alle de dingen die onder de zon geschieden: en ziet het is al ydelheyd, en pynelykheyd des geests.”
    ,,En ik heb bevonden dat er niets beters is, dan dat een mensch zich verblydt in zijn werk.”

Ecclesiastes 1, 14; III, 22.
    ,,Eh bien! je dois enterrer mon imagination et mes souvenirs!
    ,,Et, à l’aurore, armé d’une ardente patience, neus entrerons aux splendides villes
Arthur Rimbaud.

PRELUDIUM.

    Na vier dagen kende hij alles: kende hij door het gehele gebouw de weg; kende hij al de jongens, kende hij al de paters, kende hij al de broeders.
     Kon hij het veld (: het slagveld) overzien; begon de verovering (: steil omhoogronkende aëroos, die de een na de ander werden aan geschoten en naar beneden tuimelden): ringen, rekstok, Carl May, Jules Verne, biljarten.
     Boeken waren geweest als mitrailleuses: die hadden de laatste resten weggeschoten, definitief.
     (Als een blinde die altijd in het donker staarde:) Na vier jáár onderscheidde hij aan een voetstap wie er voorbijging.
     Na vier jaar had hij – ’n paar gejaagde minuten van zijn aardrijkskunde-uur – nog enkel zijn atlas gehad: het fluisteren van wat namen: namen van steden, namen van landen, namen van rievieren. ’n Vuurwerk brandde een ogenblik zijn prachten over een neergebrand slagveld; dan was ’t weer donker.
     Na vier jaar had hij nog enkel (’s avends op zijn sjambret, in bed) het blauwe uiteenvloeien van de laatste torenslag. De láátste der tien torenslagen: want die beefde stil en aldoor wijder, ijler open: aldoor wijder, ijler tot het één grote, ronde, teedre tent van bevend blauw geluid werd; één grote blauwe tent, die ’n ogenblik – moedermild als een regenboog – over de aarde koepelde. – En óók over hem, óók over hem, over hem in deze sjambret, over hem aan wie niemand dacht, maar die dit had, dìt, deze teder-uitgespannen tent van bevend blauw geluid, waaraan wel niemand zou denken. volgende bladzijde






















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 02-08-2010 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 05-10-2010