MARIA |
[a.b.]: Lorenzo, je bent buiten zinnen. Lorenzo ! [terugdeinzend, dan eensklaps naar aangrenzend vertrek vluchtend, waarvan zij de deur achter zich poogt toe te duwen:] Lorenzo! Kom tot jezelf!
|
LORENZO |
[het vertrek binnendringend]: Ik wil niet dat jij, jij. . . . [men hoort in het aangrenzend vertrek het omstoten van een stoel, het opstoten tegen ander meubilair, hun stemmen]: Maria.
|
MARIA |
Lorenzo. Neen, neen. Je vergeet jezelf! Laat me los. Ga weg.
|
LORENZO |
Haat je me. . . .? [men hoort Maria zich verzetten] Haat me! Veracht me! Veracht me!
|
MARIA |
[zich los rukkend, gesmoord]: Lorenzo! [in plotselinge doodsangst:] Lorenzo! [waarna een snerpende gil, die door een diepe stilte gevolgd wordt; dan hoort men Lorenzo, vertwijfeld:]
|
LORENZO |
Maria. . . . Maria. . . . Maria. . . . [en dit afwisselend verbijsterd, smekend, teder, met afgrijzen]. Maria. . . spreek toch. . . Maria. . . . [in de stilte die volgt, draagt Lorenzo - het gezicht grauw en vertrokken van wanhoop - Maria, die bleek, met gesloten ogen en bloedend uit een borstwond in zijn armen ligt, naar de rustbank in het woonvertrek. Wanneer hij haar heeft neergelegd, verschijnt Lucia Goretti in de deuropening]: Maria! . . . Maria! . . .
|
LUCIA |
[verstarrend, fluisterend]: Lorenzo. . . . [Lorenzo springt verwilderd op; Lucia op het lichaam van haar dochter toesnellend:] Maria! Lorenzo, wat is er gebeurd? Vlug, Lorenzo, haal een dokter!
|
LORENZO |
[wezenloos]: Ik . . . . Ik. . . .
|
LUCIA |
Vlug! Haal de dokter! [zich over Maria heenbuigend:] Maria. . [Lorenzo wankelend af] Maria, ik ben het, je moeder. . . .
|
MARIA |
[de ogen openend, zwak, zonder Lucia te bemerken]: Hij. . . . hij wist niet. . . . wat hij deed. . . . Vader in de hemel. . . . vergeef hem. . . .
|
LUCIA |
Maria. . . .
|
MARIA |
[met bittere glimlach]: En ik. . . . ik. . . . vertrouwde. . . .
|
LUCIA |
Maria. . . .
|