|
MARIA GORETTI
Drama in drie bedrijven met voorspel
Tiende Toneel
Later op de avond van dezelfde dag. Woonkamer der Goretti’s als tijdens vierde toneel. Buiten hoort men in de verte nog de muziek der defilerende troepen en het verwijderde gejuich der menigte. Maria is alleen. Terwijl zij bezig is enkele zaken op te ruimen, opent Lorenzo de deur. Met duistere blik en verhit, verwilderd gezicht blijft hij in de deuropening staan.
|
MARIA |
[geschrokken, en verdrietig als zij hem zo ziet]: Jij? Lorenzo!? - Wat Wil je, Lorenzo, op dit late uur.
|
LORENZO |
[somber]: Je spreken. Kom. Kom.
|
MARIA |
Nu?
|
LORENZO |
Kom.
|
MARIA |
We kunnen hier spreken. Er is niemand.
|
LORENZO |
Waar zijn ze?
|
MARIA |
Bij grootvader, in de bergen. Daar blijven ze tot de rust hersteld is. Ze zullen wel niet voor morgen terug zijn. Giovanna is in de stad, op het feest. [als Lorenzo zwijgt:] Je bent dus eindelijk gekomen. Waarom wachtte je zo lang?
|
LORENZO |
[bitter]: Heb je naar me verlangd? [als Maria zwijgt:] Niet verlangd dus. Is ’t dan zo vreemd dat ik dit uitstelde? Ik koos de plicht boven het hart! Of boven het vonnis. De plicht heeft zich niet ontfermd. Nu sta ik hier. Vel het vonnis. [als Maria gekweld zwijgt, somber:] Veracht je me. . . .
|
MARIA |
[treurig]: Waarom wil je me verkeerd verstaan.
|
LORENZO |
Veracht je me omdat ik zo voor je sta. . . .
|
MARIA |
Lorenzo, waarom verneder je je zo.
|
LORENZO |
[zwijgt; zonder overgang, dof]: Dat je dat wil. - Dat je daar staat, - aan hun zijde. Hoe heb je vroeger over hen, hun ontrouw aan het leven, gesproken. En nu. . . .
|