|
waarheid niet altijd deze, dat we, wat we als het goede zouden herkennen, ook zouden volgen, hoe zwaar het zou vallen. Moeten we deze waarheid verloochenen, nu zij, inplaats van te geven, zoals zij altijd deed, van ons gaat vragen? Lorenzo, ik wil geen pijn doen. Het is ons beider waarheid, die ons beiden pijnigt. - En vraagt ze niet aan ons beiden hetzelfde: vólgen,. . . .
|
LORENZO |
[bitter]: Ach ja, hetzelfde, hetzelfde. . . . !
|
MARIA |
. . . . geloven aan het leven. . . . door trouw te zijn aan de waarheden van het leven.
|
LORENZO |
Heb je niet alle waarheid waardeloos voor me gemaakt. - Trof me een kogel. . . . de revolutie zou voor jou en mij een verlossing zijn.
|
MARIA |
Lorenzo, kom. . . . Kom, wanneer je wilt. . . . ’t is goed.
Zevende Toneel
Hetzelfde plein,. Lorenzo, alleen, gaat naar de plek, waar hij Maria ontmoette. Blijft daar staan, geleund tegen de muur. Later Alessandro Caracci en Pietro Belotto.
|
LORENZO |
Dat was haar afscheid. Ze behoort me niet meer. . . . Behoort ze me niet meer? [Caracci en Belotto betreden, onopgemerkt door Lorenzo, het plein.
|
BELOTTO |
[Caracci op Lorenzo opmerkzaam makend]: Lorenzo. [beiden zichtbaar getroffen door de uitdrukking van Lorenzo’s gelaatstrekken]
|
CARACCI |
[bewogen]: Kom, laten we naar hem toegaan.
|
BELOTTO |
Zouden we hem niet met rust laten.
|
CARACCI |
Niet altijd is zwijgen de beste vriendendienst.
|
BELOTTO |
[als ze bij hem zijn]: Lorenzo.
|
LORENZO |
[hen herkennend, met gejaagde, verbitterde blik van de een naar de ander, nauwelijks hoorbaar]: Pietro. . . . Caracci. . . .
|
BELOTTO |
Zo in gedachten?
|
LORENZO |
[toonloos, schamper]: . . . . Verkeerd, niet! [met snelle blik naar Garacci:] We moeten ’willen’, [vermoeid, tot Belotto:] maar wat willen we. Laat me met rust.
|