lijst van werken
vorige bladzijde



N E O - G O T I E K E R ? 357

vorige bladzijde van zijn superieur zintuigenleven. En daar, in die verten, leefde ook, eenzaam en verguisd, de dichter. Daar ontstond zijn gedicht, omdat zijn gedicht alleen zijn diepste leven verwoordde. En daar, dichtend, zweeg hij toen over wat voorheen primair zijn liefde en vreugde was geweest.


8

Ook in een ander opzicht nog was Gezelle anders geworden dan vroeger en anders dan de middeleeuwse mens. En wel met betrekking tot wat ik noemde: zijn hemel-heimwee.
    In de eerste periode was zijn eeuwigheidsverlangen het hunkeren van een beroofde. Omstreeks 1859 klaagt hij zacht, aangrijpend, in een helaas onvoltooid gebleven gedicht:

Ware ’k waar Uw Engelen spelen
    spanklend onder ’t sterrenheir
waar’ ik waar ze mengelkwelen
    op Citharen voor den Heer
Mocht ik nooit geen klank meer hooren
    van mijn droef geboorteland...


en het is duidelijk allereerst de beroofde die hier hunkert, – hunkert ook naar verlossing uit een staat van schande en zonde:

                        o schendigheid
kwaad alleen in al ’t gewrichte
    van de groote alwezendheid.


Doch in 1897 schrijft hij een strofe, die – men hoort het aan de klank, aan de stille blijdschap der rhythmen – een geheel andere levensvisie tot uitdrukking brengt, en deze heeft in feite geheel de tweede periode beheerst:

Wij zijn bemind van Hem en uit Zijn handen
gevallen gaan wij weêr tot Hem die doet
weêr eeuwig vaste zijn de onvaste banden
van ’s herten lijdend liefdevat. Schept moed! volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 22-12-2009 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 17-01-2010