lijst van werken
vorige bladzijde



N E O - G O T I E K E R ? 325

vorige bladzijde exponent van poëtisch en glashelder bewogen bewustzijn en door en door muzikale gevoeligheid, – al dit voor Gezelle zo karakteristieke kan men, getransponeerd naar het picturaal-plastische, ook hervinden als het geheel eigene van hetgeen die grote, strenge, heldere, hiëratische primitieven in hun schilderijen wisten te bereiken. Gezelle heeft, als eerste, met het woord dezelfde perfectie bereikt die, eeuwen terug reeds, door schilders als Memlinc, Van der Weyden, Bouts, Van Eyck met hun materiaal wisten te realiseren. Wat Gezelle in de tweede periode – volkomen alleen – met het woord en als taalkunstenaar gepresteerd heeft, grenst aan het ongelooflijke en is volkomen uniek gebleven. En het is dan ook allerminst een uiting van ondoordachte, argeloze, alle proporties uit het oog verliezende bewondering wanneer Vermeylen spreekt van: Gezelle’s ‘enige betekenis in de wereldliteratuur’ en hiermee een wel zeer gedurfde uitspraak voor zijn rekening neemt. – Toch, alreeds hier behoort Gezelle evident tot een andere, veel latere bewustzijnswereld dan die der gotische primitieven. Ondanks alle overeenkomst streeft hij vormtechnisch wezenlijk andere realisaties na. Dit blijkt reeds waar het hun beider doel is hun natuur-ervaring te vertolken. Het natuurbeeld der primitieven (achtergrond meestal) dat, uiterst gevoelig en voornaam van lineatuur en arrangement, duidelijk een bezielder en wezenlijker functie bezit dan een louter ornamentele, is – behalve van een bijna paradijselijke ongereptheid – statisch, ochtendlijk, goddelijk, onpersoonlijk; en alleen in deze gedaante, in deze bovenaards verstilde sfeer, en in deze gesublimeerde staat was ‘de natuur’ hun ‘vertrouwd’... Ook voor Gezelle bezat de natuur, maar dan als cosmische manifestatie en een eenheid van onsterfelijke levenskrachten, nog een goddelijke ongereptheid, en o.a. daardoor kon zijn natuurlyriek waarachtige natuur-mystiek worden, en wezenlijk ook natuur-mystiek. De bovenaards verstilde natuurlyriek der primitieve schilders was echter iets essentieel anders dan natuur-mystiek: zij hadden de natuur als natuur overwonnen, verworpen. Daarom bleef aan hun natuur-ervaring ook elke cosmische vervoering (en beproeving) vreemd, al datgene wat voor Gezelle zo essentieel was geworden. – Vervolgens is Gezelle’s natuurlyriek ook uiterst persoonlijke zielslyriek, – wat de natuurverbeeldingen der primitieven al evenmin zijn geworden. Met persoonlijke zielslyriek bedoel ik echter niet, dat Gezelle met wat hij buiten zich aan natuur- volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 22-12-2009 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 02-02-2010