lijst van werken
vorige bladzijde



N E O - G O T I E K E R ?




1

Als kunstenaar, aldus pater Brauns [1], heeft Gezelle ‘het boeiendst wijsgerig en literair object: de mens zelf’ verwaarloosd, laat staan uitgebeeld ‘met diezelfde wijdheid en diepte’ als Dostojevski, Shakespeare, Balzac. Gezelle is kennelijk “levenslang de zoon geweest en gebleven van de eenvoudige volksmens, de tuinier Pieter Jan Gezelle, niet alleen naar het bloed, maar ook geestelijk’ en allereerst religieus. Gezelle had slechts oog voor ‘bloemen’, en ‘zelfs (gedurende) zijn grootste ontdekkingstochten in de wereldliteratuur’ boeide hem waarschijnlijk niets anders. Hij is voorbij. Wij zijn wijzer geworden dan die kinderlijke eenvoud. De ‘vooruitstrevenden naar de geest’, tevens ‘hongerigen naar hartstochtelijke en dieper menselijke spijzen’ ‘zullen meer hebben aan Hadewych, Ruusbroec’.
    Dit laatste is natuurlijk mogelijk, doch Gezelle verwijten en als een tekort aanrekenen, dat hij geen aandacht heeft gehad voor de dingen die Shakespeare en Dostojevski bezighielden, is minstens genomen even vreemd als Shakespeare verwijten, dat hij geen aandacht heeft opgebracht voor de werkelijkheden welke Gezelle occupeerden, of Ruusbroec verwijten dat hij geen Shakespeare is geweest. Het is vanzelfsprekend het souvereine recht van de kunstenaar ons te tonen hoe de mens is, maar Gezelle bezat het niet minder onbetwistbaar recht de mens te doen vermoeden hoe beminnenswaardig God is; en de enige vraag die hier gesteld kan worden is niet, in hoeverre Gezelle met mensen als Shakespeare vergelijkbaar is, maar: op welk niveau van scheppend leven hij zijn recht heeft gerealiseerd. Dat is trouwens de enige vraag welke ook met betrekking tot genoemde mystici van belang is als men hun geestelijk formaat wil vaststellen. Maar waarom hadden mensen als Ruusbroec het recht de eenzijdigen te zijn die zij ongetwijfeld geweest zijn en konden volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 22-12-2009 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 11-01-2010