lijst van werken
vorige bladzijde



294 G U I D O   G E Z E L L E,   D E   A N D E R E

vorige bladzijde d.w.z. dat Gezelle het overal ontmoette. Ernest Hello vergiste zich dan ook toen hij de ‘speldeprikken’ waarmede de homme médiocre de homme supérieur durend te lijf gaat, toeschreef aan de rancune, de satanische wraakzucht (de kwelzucht en het leedvermaak) van de niet-scheppende mens die zich door de scheppende vernederd voelt. Het verzet van de niet-scheppende mens is allerminst dat van de verdorven mens: het is gegeven met de gegeven condition humaine, het ligt in de natuur der dingen en in oorsprong jenseits von Gut und Böse. Het is de trieste gewetensvolle waakzaamheid van de kleine niet-begrijper. Ongetwijfeld, daarin spelen ook de lagere instincten wel perverterend mee, maar hun uitingen worden vaak, en hoe lang vaak, slechts herkend als de vreugden en voldoeningen van het bevredigde goede geweten... Ook Gezelle’s tegenstanders onder de priesters waren geen verdorven priesters. Er is geen enkele reden dat aan te nemen. Men kan veilig aannemen dat meer dan éen zijn houding van noodgedwongen afweer en afwijzen niet zonder droefheid is geweest, en in het vertrouwen dat de toekomst wel een andere oplossing zou brengen. Maar de toekomst brengt geen oplossing. Alleen, telkens weer, wrijvingen, botsingen, spanningen, vijandschappen. Maar botsingen, die nooit tot hun kern doorstieten en ook nooit opklaring brachten; èn... die de in die lagere regionen gewekte en gealarmeerde gevoelens ook nooit hun felste accenten van verontwaardiging en afwijzen deden bereiken. Ten eerste reeds omdat Gezelle al lang niet meer serieus meetelde; ten tweede omdat men aan de periferie bleef van het conflict dat in feite plaatsgreep, men ageerde tegen iets onbegrepens en men kon zijn verzet bijgevolg niet formuleren; en ten derde omdat er geen sprake was van verdorvenheid: er was altijd de stem en de rem van het priesterlijk geweten, ook als dit geweten en zijn onrust niet meer inhield dan een besef van hetgeen men, althans uiterlijk, aan de eigen waardigheid verplicht is. Maar zo bleef alles ook – en dit is de bittere keerzijde – onbeslist, hangende. En niet alleen het conflict. Afweer, verzet, wrijvingen, wrevel, verguizing en – waar de lagere instincten hun depraverend werk verrichtten – ignorant dédain en arrogante spot, het bleef alles gematigd: latent: vaal, zonder gedaante, ongrijpbaar, onbeduidend, niets, – doch volhardend, consequent, onbarmhartig, onvermurwbaar. Dat was de bittere keerzijde. En de realiteit ervan een grauwe naargeestige stilte, die hem durend omgaf, die het durende nood- volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 22-12-2009 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 04-01-2010