lijst van werken
vorige bladzijde



Z I J N  D R A M A 293

vorige bladzijde aardig, en hadden niets uitstaande met de directieven van een van hogerhand geleide conspiratie. Men improviseerde veeleer; doch het noodlot was, dat iedereen op dezelfde manier moest improviseren, d.i. spontaan reageren. De ene keer verbood men de studenten Gezelle’s werken te lezen (men bedenke thàns: Gezèlle’s werken!) en een andere keer fluisterde men, opdat de argelozen niet onder de invloed van Gezelle’s woord zouden geraken: ‘Aller écouter Gezelle ! Vous n’y songez pas n’est-ce pas. Je n’irais pas moi-même si je n’étais à la direction du Davidsfonds’ etc. Dat was niet laaghartig; het was zelfs enigermate verwant aan de zeven dagen aflaat die in St Thomas’ dagen de goeden konden verwerven door over St Thomas’ leer het stilzwijgen te bewaren (tja, het kan gebeuren, – en het kan verkeren...), maar als algemene houding van vrijwel alle improviserende goeden is het toch ruim voldoende om een staalharde ring om iemands leven te sluiten en een leven volkomen onmogelijk te maken. Doch ook dat is weer niet zo onrechtvaardig, immers: hij ‘zit te houden aan verduisterde waarheid, aan onwaarheid’ en ‘op menige plaats beweerde de deugd zelf dat hij buiten hare wereld stond en de vijand was’. Neen, geen contact met hem, tenzij aan de oppervlakte en ‘waakzaam’; en mogelijk argeloos vertrouwen in Gezelle ondermijnen – met die wapens waarop het onverstand is aangewezen doch die hun uitwerking niet missen: vage vraagtekentjes als (zo kan men zich voorstellen): jongeman, dáar oordeelt men, ook in de hoogste kerkelijke kringen, toch blijkbaar anders over...: daarop kan ik nu niet verder ingaan, doch ik weet zeker (volgt een nieuwe vaagheid), bovendien, de Overheid... etc. Toch is dit niet louter fantasie! Want toen Gezelle bij gelegenheid van die ook al weer zo opgeblazen Ruitenbrekers-affaire, welke Gezelle zelf overigens zo koud liet als een botje, zijn vriend Duclos badinerend instrueerde voor het samenstellen van een schotschriftje om hem, Gezelle, voorgoed verdacht te maken, bleek éen ding overduidelijk, namelijk dat hij op het gebied van goedmoedige en andere verdachtmakerijen reeds het nodige ervaren had en dat hij de techniek ervan aardig doorzag. [27] Doch nogmaals: het verzet en geageer tegen Gezelle was allerminst giftig fanatiek of hatelijk, noch slinks en infaam conspirerend of tierend, en niemand had de bedoeling deze mens te verdelgen. Het was het verzet van het goede geweten. Het lag alleen in de aard der zaak dat het, behalve vaag en ongrijpbaar, algemeen was, volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 22-12-2009 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 16-10-2014