lijst van werken
vorige bladzijde



Z I J N  D R A M A 291

vorige bladzijde raakte slechts van verre en vaag de periferie van Gezelle’s wezen, of het raakte deze in het geheel niet; het was in de grond een volkomen onbelangrijk en volkomen onbeduidend verzet: grauw en wezenloos als het zweeg, en grauw en wezenloos als het zijn zwijgen (grimmig) verbrak. Walgrave poogt deze wrijvingen een geheel onschuldig karakter te geven en eigenlijk doet hij alle moeite het conflict te verdonkeremanen, nauwkeuriger: het te begraven onder zwaar-aangedikte filologische Nolettribulatiën e.d. zo alsof de aanvallen op Gezelle’s ‘taalparticularisme’ en soortgelijke controversen zijn leven van dag tot dag vergald hebben. Maar aan niets ging Gezelle onverstoorbaarder voorbij. De manier waarop Walgrave de beschuldiging, dat Gezelle ook van zijn confraters minder aangename dingen heeft ondervonden, poogt te weerleggen, is overigens zo kinderlijk en tegelijk argeloos, dat het waarlijk geen zin heeft dit alles hier uiteen te rafelen. Het is trouwens ook niet nodig. Na hetgeen Hugo Verriest hierover had gezegd – toegegeven, met de nodige overdrijving, en met ’n misbaar dat zeker niet in Gezelle’s geest was – was het ook voor Walgrave onmogelijk deze geschiedenis geheel te ontkennen, en zo ontsnappen hem toch nog enkele opmerkingen die voor de verstaander boekdelen spreken. Men behoeft die zinnetjes maar even los te graven en onder de stapel Nolet-narigheden te voorschijn te halen, om te verstaan wat er gaande is geweest. Men kan niet, sprekend over het geageer tegen Gezelle, ‘de kleinziende burgerluidjes en vele confraters van de stad’ [25] in éen adem noemen, zonder de laatsten met de eersten te vereenzelvigen en (laten we zeggen: enigermate) te karakteriseren. Men kan niet, i.v.m. de pas van Brugge naar Kortrijk overgeplaatste Gezelle, constateren: ‘Hij zoekt rust en wil het verleden vergeten; hij is benauwd van al wat bisdom of Brugge is’ [26] zonder toe te geven dat Gezelle van de zijde der confraters, die zojuist in éen adem met de kleinziende burgerluidjes werden genoemd, toch wel het een en ander te verduwen heeft gekregen. Er moet nogal wat gebeuren om iemand als Gezelle, die onder alle omstandigheden wist voort te werken alsof er geen vuiltje aan de lucht was, in een dergelijke toestand van nerveuze, weerloze apathie te brengen. [e] Trouwens, even ongerijmd als de veronderstelling, dat de niet-scheppende mens de scheppende verstaat, is de verwachting dat de niet-scheppende mens, die zich door de scheppende juist in zijn heiligste overtuigingen aangerand en ergens in volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 22-12-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 30-12-2009