lijst van werken
vorige bladzijde



290 G U I D O   G E Z E L L E,   D E   A N D E R E

vorige bladzijde Gezelle te laten functionneren op het plan van zijn persoonlijke bestemming. Overal elders schiet een figuur als Gezelle tekort: hij is te groot, te vèrziend en te vurig en hij ontspoort: hij bedrijft telkens weer het ontoelaatbare en buitenissige. Wij, zovele jaren later en in zoveel gunstiger omstandigheden, kunnen iets van Gezelle’s werkelijke formaat vermoeden, maar wie van de ‘kleinziende burgerlieden’ kon er in Gezelle’s tijd, met de bewijzen van diens onbruikbaarheid voor ogen, overtuigd zijn van het formaat van deze telkens achteruitgezette priester, die toch waarlijk wel zijn kansen had gekregen! De Overheid zelf, of zij wilde of niet, bevestigde met al haar goede wil, die duidelijk aan hem verspild was, alleen maar nadrukkelijker, dat hij een onbruikbaar en in de grond gevaarlijk mens was. En zulks op het voor allen belangrijkste gebied: het godsdienstig leven, de priesterlijke bediening. Juist daar ‘faalde’ hij, juist daar moest zijn 'doeningwijze als gevaarlijke nieuwigheden verwezen en verworpen’ [24] en dit telkens weer: in Roeselare, in Brugge, in Kortrijk. Deze conclusie is nu eenmaal de onvermijdelijke reactie der minderen op het schrandere ‘compromis’ der hogeren, op hun ‘veto min of meer’, hun verwijderen en (het kon niet anders opgevat) hun ‘degraderen’. Waar had men in die omstandigheden het respect voor het meest wezenlijke van Gezelle (de priester) vandaan moeten halen? Men kan wel goede bedoelingen waarderen, maar niet eeuwig vriendelijk en eeuwig respectvol blijven wanneer men alle gelijk aan zijn zijde ziet en tegenover zich een verstoorder van het goede, en als verstoorder een priester. Men kon ook milder oordelen en alles toeschrijven aan een (geheel onbegrijpelijk) betreurenswaardig en noodlottig tekort van zijn genialiteit, maar het is duidelijk: men kan dan beter niet geniaal zijn... Maar hoe dan ook: hij bleef, letterlijk, een onverteerbaar brok, iets dat zich in hun spijsverteringsorganen niet oploste. In ieder geval: de beste oplossing nog was die van de Overheid; deze had hem deugdelijk tegen zichzelf in bescherming genomen, naar een stil hoekje overgebracht, en zo behoefde men niet al te veel aandacht aan hem te besteden, en dit al lang niet meer: er viel weinig meer te duchten. Hij was opgeborgen en telde nauwelijks meer, en al minder, mee. Maar hoewel dit zo was, riep hij toch telkens verzet op – zoals gezegd: juist omdat hij zich telkens weer zo inzette. In wezen was het echter een verzet tegen iets onbegrepens, een hulpeloos verzet in zekere zin, een verzet dat zich nauwelijks liet formuleren. Het volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 22-12-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 30-12-2009