lijst van werken
vorige bladzijde



Z I J N  D R A M A 289

vorige bladzijde ook zijn Overheid aan dit smalend misprijzen ener lagere geestelijkheid indirect (onbewust en ongewild) debet is geweest. Weliswaar bewijzen haar daden steeds weer, dat zij hem wilde blijven inschakelen, dat zij met genegenheid en vaderlijke bezorgdheid over hem waakte, maar de practijk was nu eenmaal geen andere dan deze, dat Gezelle’s kerkelijke carričre slechts de illustratie werd van een afnemende bruikbaarheid en slechts scheen te bevestigen dat men in feite met die man geen raad wist binnen het kerkelijk apparaat. Volgen wij even die dalende lijn van zijn loopbaan. Allereerst zien we hem dan aangesteld als professor op een belangrijk seminarie; vervolgens – op hetzelfde vlak nog, maar minder riskant in bepaalde opzichten – zijn benoeming aan het Engelse Seminarie te Brugge; daarna zijn journalistieke besognes – omwille van kiezers en een brave burgerij, ’n opdracht van reeds aanmerkelijk minder allooi; dan, op de laagste plaats van de hiërarchische ladder, zijn werkzaamheid als onderpastor, eerst nog in de bisschopsstad Brugge, later, en jaren lang, in een afgelegen, weinig belangrijk provinciestadje (Kortrijk). En tenslotte ook niet meer werkzaam en bruikbaar als kapelaan. Er was uiteindelijk (tot aan de rehabilitatie in zijn laatste levensjaar) voor hem geen andere plaats meer in het kerkelijk apparaat dan een plaats buiten het apparaat. Dit non-actief was echter geenszins een beledigend uitstoten geweest en iets wezenlijk anders dan de laatste act van het eens gesproken ‘je les casserai’ (dat slechts een uitlaat was geweest voor opgekropte gevoelens); het was, evenals heel deze geleidelijk zich voltrekkende ‘degradatie’, het schier onvermijdelijk laatste gevolg van de ‘practische onmogelijkheid’ hem een werkkring te bezorgen op zijn eigen niveau. Toen men daarvan moest afzien, werd heel de rest onvermijdelijk. Even onvermijdelijk als de opgaande lijn in de levensloop van zijn tegenstander Vanhove, die ’t van professor tot Superior, en van Superior tot Vicaris-Generaal bracht. Deze promoties zeggen natuurlijk niets tegen Vanhove, evenmin als de tegenstelling in deze beide carričres iets tegen de Overheid zegt (Gezelle was nu eenmaal niet bruikbaar voor de gebruikelijke bruikbaarheid), maar deze afnemende bruikbaarheid, met tenslotte zijn klaarblijkelijke onbruikbaarheid, bevestigde maar al te zeer en doorlopend het ‘gelijk’ van zijn tegenstanders onder de mindere goden. Dat – dat smalend misprijzen bij hčn – is de keerzijde van de medaille ener welwillendheid die het zich niet kan veroorloven, om welke reden dan ook, een mens als volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 22-12-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 30-12-2009