lijst van werken
vorige bladzijde



278 G U I D O   G E Z E L L E,   D E   A N D E R E

vorige bladzijde zou worden van de ontmoeting tussen de niet-scheppende en de scheppende mens en die hem, tenslotte, die enkele (hartverscheurende) kreten zou doen slaken welke gans het drama van zijn leven belichten. Doch alvorens het uitblijven van die uiterste verscherping van de controverse te verklaren en het desondanks tragische slot te preciseren, eerst enige bizonderheden die verduidelijken wat er zich voor die slot-acte afspeelde.
    Het conflict was er, – het was er reëel, doch het bleef latent, het kwam niet aan zichzelf toe. Dit betekent: alle accenten waarmee een dergelijke botsing gepaard gaat, werden ook hier stuk voor stuk stem en Gezelle kreeg ze dan ook alle te verduren en te verduwen. Doch ze scherpten zich niet toe, ze bleven gematigd, sub rosa, latent, – ook het verzet en de tegenkantingen kwamen niet aan zichzelf toe.
    De oorzaak van het conflict is duidelijk. De scheppende mens doorbreekt de grenzen van het actuele begrijpen. Hij voedt zich aan andere bewustheden dan de contemporaine zekerheden. De niet-scheppende mens vangt geen echo’s van de verre samenhangen die de diepe bezieling zijn van de scheppende; hij heeft geen vermoeden van de zedelijke en geestelijke krachten waaruit de ander leeft, noch van de waarden die het handelen van de scheppende mens voor diens geweten verantwoorden. Het liefst – eerste reactie van de niet-scheppende – het liefst liet de niet-scheppende de scheppende mens maar met rust: als een zonderling die slechts nutteloos geharrewar veroorzaakt: ‘Laat ons met vrede!’ [2] Maar in dit leven (dit samenleven) laten we elkaar niet met vrede. Niet alleen de scheppende, ook de niet-scheppende moet zijn waarheid zijn čn: heeft met die waarheid gewetensplichten jegens de gemeenschap. De niet-scheppende mens kan de scheppende wel, tijdelijk, wegens bepaalde zedelijke en geestelijke kwaliteiten met welwillendheid en respect bejegenen, maar diens waarheden kan hij niet accepteren: deze zijn voor hem in laatste instantie onverantwoordelijke, hoogst bedroevende, gevaarlijke, verderfelijke onwaarheden. ‘Gij zit te houden aan verduisterde waarheid, aan onwaarheid!’ [3] De niet-scheppende mens verspert ze – terecht – de toegang tot zijn leven en – oprecht bezorgd – de toegang tot het leven der anderen. Dat is de onvermijdelijke gewetensplicht van het onverstand. En de zedelijke goedheid van de scheppende mens, aanvankelijk nog wel eens geprezen, wekt bij een eerste botsing al reeds enige bevreemding; later, als het conflict zich toespitst, zijn wantrouwen, volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 22-12-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 29-12-2009