lijst van werken
vorige bladzijde



Z I J N  D R A M A 273

vorige bladzijde gescheurd door Adams schuld, eilaas, omneder
                    en uit de kroone brak...


Deze tragiek van het mensdom en deze goddelijke ziel deden hem in de liefde volharden, – hoewel alles van de mens hem toeriep: ‘Is iets in hem nog, dat men eerbaar zwichten of sparen zal?’ Hij wil enkel nog de stem der waarheid zijn, en zó als deze zich aan hem als rijkdom, levensvervulling en levenswaarachtigheid heeft geopenbaard. Hij wil over God en het goddelijke spreken uit het diepste en meest persoonlijke van zijn Godservaring. Kon hij anders? Men bedenke: Wanneer de twintig smartelijke jaren van zijn zwijgen voorbij zijn, staat er niet alleen een verjongde, nieuwe, tot dan toe volstrekt onbekende Gezelle voor ons, maar een Gezelle die zelf gans de levenskracht en levenswaarachtigheid der goddelijke waarheid als het ware aan den lijve heeft ervaren. Hij kent geen andere aandrift meer dan zijn heerlijk waarheidsbewustzijn mede te delen. En zulks doet hij dan – als dichter – in gedichten die tot de dag van vandaag volkomen uniek zijn gebleven. Reeds is hij dan vijftig, maar nooit klonk zijn stem hymnischer, nooit jonger, nooit rijper en wijzer; nooit trad hij moediger en blijmoedîger en met meer vertrouwen het leven tegemoet. Hij houdt, na het vernietigend torment dat zijn leven tot dan toe geweest is, als het ware de zegepalm in de hand: niet alleen leeft hij vanuit een nieuw, cosmisch Gods- en natuurbewustzijn waarin voor hem alle waarden des levens hun orde hebben gevonden, maar tevens verwierf zijn woord een ongekende vorm-perfectie: ook de taal – dat instrument waarmede hij zijn mede-mensen zou bereiken – heeft haar geheimen alle aan hem uitgeleverd en hij is bij machte de dingen welke hem innerlijk beroeren en ontroeren, volmaakt, adequaat en fascinerend-nieuw gestalte te geven. Hij moet het bewustzijn hebben gehad, dat zijn stem thans echo’s ging wekken, dat de tijd van zijn grote vruchtbaarheid, de vervulling van zijn roeping onder de mensen was aangebroken. Geen getwist meer. Geen politiek meer. Geen polemiek. Hij zal de doden de doden laten begraven, doch diepe echo’s wekken in hen die leven, of willen leven. Evigilate justi! De eerste jaren na zijn zwijgen zijn dan ook een lichte, vreugdevolle, vermetele inbezitname van gans de abondante vormkracht zijner scheppende persoonlijkheid. ‘Geladen met de ongevalschte gift (zijns) overvloeds’ treedt hij het leven en de mens tegemoet volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 22-12-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 16-10-2014