lijst van werken
vorige bladzijde



266 G U I D O   G E Z E L L E,   D E   A N D E R E

vorige bladzijde de veelkleurige schoonheid der herfstbladeren:

’t Is lief en lustig, diepe nu
          en dóor den bosch te dwalen;
te zien hoe de oude boomen al
          hunne oude schoonheid halen
     te schranken uit! Wat tijd beleeft
     gij, vrienden, die zoo’n vreugde u geeft?

Verlangt gij zoo de ziel verlangt,
          die, vrij van alle schulden,
van monde vaart ten hemel, en,
          verlost van ’t eeuwig dulden,
     het leven in dit tranendal,
     nu, ketenloos, verlaten zal?

Is dáarom al uw loof zoo lief
          gepint? Zijn al uw’ blâren
veranderd in een bruiloftkleed,
          om eindlijk heen te varen
     te ruste? Stervend najaarsblad,
     Octoberboomen, leert mij dat!
1895

Hij is bereid:

Komt, koning Winter, komt nu maar;
     bij honderdduizendtallen,
van blommen en van blâren, is
     al ’t zomervolk gevallen...
1898

En een maand later schrijft hij dan zijn grootse hymne Ego Flos...


4

Gezelle kreeg echter in die tweede periode van zijn leven toen hij zijn eigen grote imperatieven onvervreemdbaar toebehoorde, nog een ander drama te verwerken: dat van de vrij geworden scheppende mens in zijn volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 22-12-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 28-12-2009