lijst van werken
vorige bladzijde



262 G U I D O   G E Z E L L E,   D E   A N D E R E


vorige bladzijde gevallen onder voet en van
        de winden weggevaagd...


maar deze laatste stilte is tevens aangrijpend van rust en berusting. Zolang de dood niet volledig herkend is, wordt geen dood overwonnen, slechts genegeerd. Van Gezelle kan gezegd dat de stilte die hij bereikt, waarlijk een stilte werd voorbij de dood, en verder dan de dood. – Nog eens echter, een maand later, zal hij zijn doodshuiver verwoorden – in zijn – Goevrijdag-verbeelding – met de naakte verlatenheid van het kerkgebouw waar de houten ratel sinister opklinkt, en stilte wordt:

De ratel relt de kerke dóor,
        noch koper nu noch brons
en hoore ik, ook den orgel niet:
        men bidt den ‘Vader ons’.
En al mijn bloed verkruipt, wanneer
        ik, spraakloos, in den choor,
het kraken van de bergen... neen,
        den houten ratel hoor.

Het autaarkleed is afgedaan,
        het wierookvat gebluscht,
de lichten al gestorven, en
        de ratel zelve rust;
’t houdt alles op...
1897

**

Neen, men kan niet zeggen dat Gezelle de tragiek van het doodsaspect – de onherroepelijke en totale vernietiging – niet gekend en doorstaan heeft. Voor hem gold stellig niet, wat Scheler eens vaststelde: ‘er (der Tod) wird nicht mehr ehrlich und bewusst gestorben’. – Kon hij deze kille verschrikkingen doorstaan omdat hij als gelovige de ‘gemakkelijke’ troost van het Hiernamaals bij de hand had? De gemakkelijk getrooste heeft het ook vóor de troost niet moeilijk. Het faciele jubileren is het voorrecht der bevreesden en klein-gelovigen, en dezulken schuiven het doodsmysterie liefst zo ver mogelijk van zich. Dat Gezelle de doods- volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 22-12-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 27-12-2009