lijst van werken
vorige bladzijde



234 G U I D O   G E Z E L L E,   D E   A N D E R E

vorige bladzijde afstand te doen van al dien fransch-vlaamschen blaai die velen eertijds hooge en luide deed roepen van ‘leeuw’ en ‘bloed’ en ‘aderen’ en ‘koken’ en ‘kappen’ en ‘klieven’ en meer zulke woorden achter welke hoegenaamd niets en schuilt. Dat blijft aan velen die eertijds, deur en deure fransch van zin en vlaamsch van beslagmakende woorden, nu toogen ‘t gene dat zij altijd waren, vooze rapen tot groote lanteerns besneên, met een kleen, kleen lichtje, dat met het eerste windeke dood waait’. [15] Daarentegen schrijft hij vol bewondering aan Janssens over de féliber-beweging in Zuid-Frankrijk: ‘‘De leus (wij zeggen de leze) van die zuiderlingen is ‘Buen connfraire, buen catolic, buen Prouvençan!’ Hoe schrikkelijk verre zijn wij van daar, die schermen met den leeuwen ’t gekende bloed en de moedertaal en... amen is uit en ’t caetera is nog!’’ [16] Ook hier bleef hij consequent gekant tegen alle tumultueuze doen, tegen alle doen ook dat niet puur de gestalte is van het geweldloos christendom.

Inderdaad, de houding waartoe Gezelle tenslotte geraakte, was een zeer weinig gecompliceerde. Men is immers slechts ‘zichzelf’ en men laat de doden de doden begraven! [d] Maar in dit geval herinnert deze enkelvoudigheid aan ‘de simpelheid der duiven’, door het Evangelie diepe wijsheid genoemd doch waarmede nochtans zo weinigen raad weten. En wijsheid was zij ook bij Gezelle, want zij lag geheel verantwoord verankerd in de verworvenheden van zijn geest. Die wijsheid sprak ook uit de wijze waarop hij deze enkelvoudigheid was. Want het geheel bijzondere bij hem was dat hij deze houding - die een al volstrekter eenzaamheid zou meebrengen - zonder verachting was, doch geheel nederig, ingekeerd en vol liefde, en tegelijk (iets ‘wonderer’ trek van zijn wezen!) zonder starheid of fanatisme. Hij was haar even vrij en stil en licht en onopvallend in zijn leven als hij vrij en stil en licht en onopvallend zijn diepste overtuigingen was in zijn gedicht.

Zo is Gezelle dan in deze tweede periode volkomen rust (bewogen rust) geworden. Zonder vrees staat hij in het woeden waarmede binnen en buiten de Kerk de wereld tegen de waarheid opstormt; ook zonder vrees in de bittere eenzaamheid welke hem omringde. En zonder haat. Zijn verhouding tot de mensen, ook tot hen die hem en zijn waarheid ‘tegen-stonden’, bleef er een van stilzwijgende, enkel dienende liefde. Gezelle volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 13-07-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 17-07-2009