lijst van werken
vorige bladzijde



192 G U I D O   G E Z E L L E,   D E   A N D E R E

vorige bladzijde schoon ook, tegen aanstormde; dat het vroegere moest teruggewonnen op die verten en stormwinden vol klaarheid die alles ontwortelden en niets herstelden. Vóor die Umwertung waarachtig orde was geworden, waarheid voor hem, en hij deze waagde te zijn, moet hij lange tijd wanhoop zijn geweest, – haar actieve en berustende verslagenheid...


6

Zeer lang – vrijwel een jeugd lang – heeft Gezelle zich voor God en de mensen klein en nietig gevoeld, nietswaardig slijk, een waardeloos vat van onvolkomenheid. Deze schaamte en wroeging was de doem en onvermijdelijkheid van zijn helderziend geweten.
    Als collegestudent was hij zich scherp bewust geweest (het was hem al te duidelijk gemaakt), dat hij ook in maatschappelijk opzicht tot de geringen der aarde behoorde; en uiteraard had dit zijn natuurlijke schroom (deze eigenschap van alle edele en grote zielen) nog verhevigd, en wellicht ook verwrongen enigszins.
    En als jong priester was hij in een smartelijk conflict geraakt met zijn medepriesters en oversten, en dit conflict was toen in zijn nadeel geeindigd. Was hij hierdoor dan niet aan zichzelf gaan twijfelen, er was stellig wel enig bewustzijn gerezen omtrent de berg van onverstand, misverstand en tegenstand waar hij betrekkelijk weerloos en in zekere zin nietig tegenover stond.
    Leefde, zo wil ik zeggen, de jonge Gezelle, zoals wij vroeger zagen, uit sterke, innerlijke zekerheden, hij werd ook gekweld, onvermijdelijk, door vele diepe onzekerheden. (Het was niet čnkel deze beschroomde en onzekere, maar het was wellicht toch ook deze beschroomde en onzekere die wegschool in de verborgenheid van Christus gekruisigd en het zwijgend, ontledigd aanvaarden.)
    En in de volkomen ontreddering tijdens zijn jaren van zwijgen was hij zich ongetwijfeld nogmaals, op bitterder wijze nog, zijn menselijke hulpeloosheid en nietigheid bewust geworden.
    Ook van deze kant van zijn wezen, zijn natuurlijke schroom, nog versterkt door het ontredderend tempeest dat zijn deel was geworden, moet men zich rekenschap geven, wil men de langdurigheid van zijn zwijgen verstaan, – al is het dan beslist onjuist Gezelle, deze beschróomde, volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 13-07-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 09-09-2009