lijst van werken
vorige bladzijde



166 G U I D O   G E Z E L L E,   D E   A N D E R E

vorige bladzijde ontstellender – zich innerlijk vervreemden van wat voor hem de centrale waarheid van het Christendom-zelf was, voor hèm evenzeer als voor de moralist voor wie ‘Gott ähnlich werden’ gelijk stond met ‘in und für Christus leben und sterben’. Hij kon wel met zijn wil binnen het Christendom blijven, maar met zijn diepste liefde en werkelijkheid behoorde hij die diepste waarheid niet meer. Waar stond hij? Waarheen voerde hem dit alles? Hij wist dit aanvankelijk (en lange tijd) stellig evenmin als Jeanne van de Putte die eveneens zo ontledigd en verstorven begonnen was en als 16-jarig meisje schreef: ‘Alors, alors jai arraché les beaux rideaux rouge sombre, j'’ai jeté les fleurs inutiles, mis de côté les meubles trop beaux...: me voici seule avec te travail dans la chambre nue, la lumière grise, rien rien...[2] en die enkele jaren nadien plotseling het recht en de zuiverheid der zinnen, van het leven met de zinnen begon te vermoeden (a) en toen ten prooi viel aan een ontreddering (een onvoltooid gebleven Umwertung) waarbij een theologische Summa die de goedheid der zinnen beaamt, toch geen woorden van enigerlei betekenis vermag te spreken, en zeker geen kalmerende omdat zij het als ‘voordelig’ verdedigt ‘dat de zinnen zoveel mogelijk sterk en fijn’ zijn, en verdedigt dat ‘een aldus sterk-zinnelijke mens een bevoorrechte op geestelijk gebied’ is. [3] Want het probleem bij een figuur als Gezelle is niet, of ook de zinnen als in zich goed en voor het zieleleven als noodzakelijk aanvaard mogen worden (dat was het probleem van Jeanne van de Putte in feite evenmin); ook niet of de schoonheid der aarde eveneens een geoorloofde weg naar God kan zijn. Het probleem is: dat door deze durende, zo reële, zielsdiepe blijdschap in God om de aarde de waarheid van Christus gekruisigd niet meer (als voorheen) samenvalt met de eigen diepste levenswerkelijkheid. Hoe ver reeds was hij verwijderd van dat stille centrum waar hij eens, zèlf een arme en beroofde, éen was geweest, eenzaam en gelukkig, met de Arme en Beroofde van het Kruis! Het probleem is, dat deze blijdschap om de aarde, zo met gans zijn wezen bezeten als Gezelle haar móest bezitten, gans de religieuze orde-eenheid van zijn leven, inplaats van deze met het ‘geoorloofde’ te verrijken, in haar centrale waarheid ontwrichtte. Het probleem was niet, dat hij een miskende waarheid (de goedheid der zinnen, de goedheid van het aardse schoon) met zijn leven moest gaan erkennen, maar dat deze waarheid, in zijn leven toegelaten, in dat leven dat reeds met zoveel smartelijks had volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 13-07-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 06-09-2009