lijst van werken
vorige bladzijde



N I E U W E   M O T I E V E N 145


Zoo plantte een net Sint Pieters hand,
op Gods bevel, in ’s werelds zand;
   het stond er duizend jaren:
de dolle zee, hoe meer zij woedt,
hoe vaster zij het net daar doet
   en staan en visch vergâren!


En alleen reeds omdat hij de Kerk zo zag, kan van hem, ook van hem gezegd worden, dat hij ‘durch nichts, durch gar nichts, durch kein noch so schmerzliches Ärgernis, etwa der Repräsentation, sich trüben lässt – und rännen ihm die Tränen herab über das grösste Ärgernis der Repräsentation, über ihre Mediokrität, er wird nicht lassen von dem, was jenseits des uns Scheinbaren ist und doch noch auch in ihm, dem scheinbar Mediokren ist’. [6] (Overigens geloof ik niet – Haecker formuleert het allemaal nòg pathetischer, nog ‘verscheurder’ – dat deze mediocriteit der representanten hem, Gezelle, zo, tot in zijn grondvesten als het ware, vermocht te schokken; hij ging er na een bepaald moment vrij onberoerd aan voorbij. Niet uit hoogmoed, doch omdat hem gans andere dingen bezighielden en verontrustten.) – Doch ook dat dan ter geruststelling nog.
   Vervolgen wij ons betoog over de verschillen.


5

Ook aangaande de mens, diens grootheid en geringheid, is een geheel ander besef voorgrond geworden. Ook dit zij hier, voorzover in dit verband noodzakelijk, althans met enkele accenten en motieven nader toegelicht.
   Toen de jonge Gezelle zich onverhoeds, ongemeen vehement, de pracht zijner menselijke vermogens bewust werd –

   o neen dan en ben ik geen slijk meer...
’k ben geest, ik ben koning, ’k beheersche ’t heelal,
   ’k ben edel, ’k ben machtig, ’k gebiede, –


betekende dit vroeg of laat doch onherroepelijk ook een supreem volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 13-07-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 04-09-2009