lijst van werken
vorige bladzijde



130 G U I D O   G E Z E L L E,   D E   A N D E R E

aanzetten voor een nieuw gedicht en zien wij deze revisie, blijkens een brief uit 1862 aan Van Oye, bewust ondernomen en verdedigd.
    Om de tegenstellingen waarvan in het bovenstaande in feite aldoor sprake was, eens paradoxaal samen te vatten: De perfectie van de priester was voorheen de perfectie van de dichter de eerste perfectie zou de tweede – vanzelf wel, schreef ik bijna – opleveren (de jonge Gezelle verslonsde het gedicht dan ook soms grondig!). Thans is de perfectie van de dichter de perfectie ook van de priester. Zijn priesterlijke arbeid eist het perfectionneren van de dichter. En deze perfectie veronderstelt een steeds zinnelijker verbinding met de aarde en met het woord. En deze perfectie diende niet meer om Christus’ beminnenswaardigheid en de heerlijkheid der Kerk waar te maken, maar de schoonheid der aarde, – die hem met Gòds heerlijkheid in relatie brengt. O, heel aannemelijk achteraf, doch enigermate ongewoon als persoonlijke belevenis en: als Umwertung van het priesterleven. Hij is nu met huid en haar, met harten ziel en geest, als mens, priester en dichter, met zijn gehele menselijke en religieuze inhoud bij de zinnen en de perfectie van zijn zinnelijk leven betrokken en nauwelijks meer – blijkens de gedichten – bij Christus gekruisigd. En déze dichter, deze dronkene der zinnen, is hij niet náast de priester (de parochiegeestelijke), deze was hij allereerst: slechts als deze dichter kon hij bet meest eigene, het diepste en schoonste van zijn Godservaring zijn en uitspreken, d.i. mededelen.


3

Thans een ander merkwaardig verschil. De hier bedoelde accenten vormen iets minder bekende klanken, en men is er wellicht niet zo dadelijk op verdacht, – hoewel het na het voorgaande eigenlijk ook weer erg voor de hand ligt allemaal. De ongereptheid der schepping brengt hem dadelijk in de sfeer van het goddelijke: zij ontroert met haar zuiverheid van de oorsprong het diepste. in hem: in haar is hij dadelijk met God. Hoort hij een merel

(Hebt gij nog geluisterd
    naar den merelaan,
’s avonds, als het duistert, volgende bladzijde




















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 13-07-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 03-09-2009