lijst van werken
vorige bladzijde



118 G U I D O   G E Z E L L E,   D E   A N D E R E

heilig geïnspireerd, is zo volmaakt ontvangapparaat, zo volmaakt orgaan en instrument van Gods gedachte als de natuur. Het blijft steeds troebele, misvormende, amorfe, hulpeloze vormwil, een dor, ontluisterend stamelen; het is ontedeld, leegte en stilte, klein en overeenkomstig de mens, vergeleken bij de taal die de Schepping bleef. Geen menselijk lied is zo zuiver God als het lied van een vogel. Geen menselijk woord is zo zuiver, groot en geheimnisvol God als het kleine bladje. Elk bladje is niet alleen volmaakter schoonheid dan het schoonste door Homerus, Dostojevski en Shakespeare geschapen, maar ook eindeloos volmaakter, kuiser en subliemer uitspraak over God – Zèlf de ‘altijd Ongedaagde’, zoals Gezelle steeds weet – dan het heiligste en verhevenste woord van zijn bedienaren en dienaren en hen die naar Hem luisteren. Met het bladje houdt men waarlijk iets in handen dat niet meer van deze wereld schijnt. Alle attributen welke wij God toekennen, zijn in de natuur zichtbaarheid geworden op zo grandioze wijze als geen menselijk woord ooit kan bereiken. – De ontvankelijkheid voor de Godstaal der schepping is dan ook een zeer gevaarlijke: zij kan ons voorgoed van elk menselijk woord dat God verkondigt – en men bedenke: hoe wordt Hij gemeenlijk door de mens verkondigd – vervreemden. Met onbezweerbare hartstocht wordt het naar God hongerende hart van de natuur-mysticus naar de natuur getrokken. Daar schijnt het hart – als de ziele luistert – alles te vinden. Voor hem wordt de schepping souverein. En ook voor Gezelle, wiens diepste aandrift, zijn natuurliefde, zich hier geheel kon overgeven, werd zij dit – blijkens zijn gedichten – in de tweede periode van zijn scheppend dichterschap. Over de consequenties hiervan komen we nog nader te spreken, en we zullen dan zien dat hij, zoals hij eens het laatste woord van de Christus-mysticus heeft gesproken (‘Uw bloed op mijn hoofd, op mijn voorhoofd’), er niet voor zal terugdeinzen ook het laatste, gevaarlijkste woord van de natuur-mysticus te spreken.

Gezelle ervaart God niet meer allereerst in zelfontlediging; het een-zijn met God vindt zijn oorsprong niet meer allereerst in het innerlijk ontbloot en vrij zijn van de wereld en van de eigen wil, gelijk hij dit vroeger verstond; noch wordt God hem toegankelijk in het afgetrokken denken zonder beeld of voorstelling, doch door de zichtbare schepping, dit werk van Gods handen, waarvan hij eindelijk waarheid en werkelijkheid ging volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 13-07-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 01-09-2009