lijst van werken
vorige bladzijde



A F G E W E Z E N   O O R D E E L 105

tieelste geloofszekerheden welke achtergrond werden en van wezen en gedaante veranderden. Toen de vroegere Gezelle onderging, ging tevens dié wereld onder.
    Maar hoe kon die wereld van diep-religieuze realia achtergrond worden, aan betekenis inboeten, en dan zó dat het met een ineenstorten van die wereld gelijk stond?! Dat dit kon zal duidelijk worden, wanneer wij ons van de tweede Gezelle rekenschap hebben gegeven, – en over die tweede Gezelle zullen we in het volgend hoofdstuk uitvoerig spreken.

**

Hoe ver de latere zich van de jonge Gezelle, die geen aarzeling ooit kende om te zeggen wat voor hem het meest eigene was, verwijderd had, moge men – alvorens ik deze kwestie rechtstreeks behandel – afleiden uit (of reeds enigszins vermoeden aan) het feit dat hij niet zonder een diepe aarzeling bijna gewelddadig in zich overwonnen te hebben, zijn nieuwe woorden gesproken en aan de openbaarheid prijsgegeven heeft. Die aarzeling is allerminst vreemd. Gezelle, die zich volkomen bewust was (al was het slechts door het onbegrip en de verguizing welke zo rijkelijk zijn deel waren geworden) hoezeer hij reeds in die eerste periode anders was dan zijn omgeving, hoe ver hij zich reeds toen in zijn persoonlijk geloofsbewustzijn en geloofsleven verwijderd had van het geloofsbewustzijn en geloofsleven zijner omgeving (hoewel hij zich toen toch nog altijd ergens binnen de vertrouwde motieven had bewogen), – Gezelle moet wel het gevoel, de stellige overtuiging hebben gehad dat hij met zijn tweede periode zijn tijd en zijn omgeving volmaakt achter zich ging laten en voortaan een volmaakt andere wereld zou toebehoren dan die waar zijn omgeving ademde (en gelukkig was). Reeds van de diepe, existentiële geloofsernst zijner eerste periode had het contente formalisme, het starre en argeloze oppervlakte-geloof van zijn tijd niet het minste vermoeden; maar met zijn tweede periode blijkt hij nog voor deze, ònze tijd openbarend: onze tijd overrompelend vooruit. Wat moet Gezelle dan wel gevoeld hebben, toen die tweede Gezelle in hem groot en helder, prachtig en onbezweerbaar gestalte kreeg – in díe tijd, nu reeds zeventig jaar en meer geleden! Toch dit: dat in hem waarden souverein werden waarvoor zijn tijd nog tien maal minder begrip zou (of kon) opbrengen dan voor zijn vroegere. Zou hij dan niet geaarzeld hebben, d.i. ook voor volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 13-07-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 31-08-2009