lijst van werken
vorige bladzijde



96 G U I D O   G E Z E L L E,   D E   A N D E R E

onmiskenbaar bewoog. Gezelle heeft ongetwijfeld, en met dramatische accenten, om ‘de ziel van zijn kind’ gevòchten. Hij deed dit fel, met hartstocht, en anderzijds, in die felheid, ook weer volkomen beheerst: zich exclusief beperkend tot de voor hem beslissende argumenten; maar dit alles deed hij... op het plan van zijn leven: van aanvaarden en vertrouwen: van een innerlijke onthechtheid die – reeds toen een zielsdiepe verworvenheid – met de jaren slechts volslagener zou worden. Reeds zo bezien wordt het minder waarschijnlijk dat dit drama twintig jaar lang zou voortwoeden en hem twintig jaar lang als dichter zou doen verstommen. De onstuimige toon van zijn eerste brieven vindt hierin zijn verklaring, dat Gezelle – de onthechte – slechts deed wat in die omstandigheden zijn enige plicht was, als priester en vriend, namelijk Van Oye, rampzalig misleid in zijn ogen, aan zichzelf te doen kennen. Dit moest hij doen, en deed hij toen met al de overtuigingskracht waarover hij beschikte. En tegelijk zonder zich een ogenblik te laten gaan. Integendeel. Volkomen beheerst. Zakelijk bijna. Zich beperkend tot de voor hem decisieve argumenten.
    Vervolgens: Weliswaar schrijft hij in 1860 aan Van Oye, als deze hem naar zijn nieuwe gedichten vraagt: ‘Een tweeden dichtbundel vraegt gij, en wat zou ik al een tweeden gaen maken! Den eersten heb ik voor u gemaekt, ik heb er mijn hopend herte in gedrukt maer de hope is verijdeld en teleur gesteld en ik ben ongetroost gebleven sichten toen. Ik hoopte immers op u meer dan ik ooit op iemand gehoopt hebbe' [14], maar reeds in 1861 verheugt het hem duidelijk, dat Van Oye’s (voorlopig?) vaarwel aan het priesterschap geen verraad is gebleken (of geworden) aan zijn diepste wezen: ‘Eerst & vooral ben ik uit der mate verheugd over uwen moedigen instap op vijandelijken grond en gij hebt mij inderdaed met uwen brief zooveel deugd gedaen en zoo veel moed ingegeven als Pier Laignel toen ik zijn hand kuste, als Jan Deneve, Emil Dekiere, Theophil Van Demoortel die met Pater Desmet naer America gaet, en nog andere moedige vlaemsche borsten, waeronder ik u altijd geteld hebbe en tellen zal. Voortgedaen en op malkaer gerekend! (...) Herleest de verzen die gij in den katholieken almanak gedrukt hebt: zoo zijt gij, zoo moet gij blijven leven en sterven’. [15] Is Gezelle ook dan nog niet verzoend met het denkbeeld dat zijn vriend andere wegen gaat dan die welke in zijn ogen Van Oye’s enige levenskans zijn, hij is toch blijkens volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 13-07-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 27-08-2009