lijst van werken
vorige bladzijde



H E T   A N D E R E   ‘R O E S E L A R E’ 61

Dit zegt de hemelbestormer, die weg wilde eens naar een Elders dat voorgoed van deze aarde zou verlossen. Doch Gezelle, dit zeggend, was allerminst toen een prooi van een ander ‘uiterste’ in hem. Hij was daadwerkelijk onderweg naar die beloofde stilte, waar, zoals Jezus zeide, ‘gij Mij over niets meer ondervragen zult’. Het gedicht Blijdschap is een éerste ontwakend zich hervinden in die vrede. Het schijnt een ver voorspel op die ‘morgenstond van blijdschap’ waarvan hij in 1870 met zulk een merkwaardig accent zal spreken. In Blijdschap voert de vrede zijn gedachten nog naar de hemel, doch in het gedicht dat hij ruim tien jaar later zal schrijven, zegt hij:

o Zoet genot, vol zaligheid
zoo laat gevoeld, zoo lang verbeid,
o morgenstond, vol hemeldrank,
verblijft... al ware ’t hier eeuwen lang!

Het is overigens niet zo verwonderlijk, dat de vreugde aan het leven hem eens zo algeheel verzadigt, dat de smeekbede tot het ogenblik – ‘verblijft’ – dan de zijne wordt. Want reeds het genezen tijdens de roeselaarse jaren is een preluderen met zulke heldere en pure accenten van innerlijk verstillen, dat het waarlijk doorbreken en zich verwerkelijken van die stilte hem wel onvermijdelijk ook die vreugdekreet moest ingeven. Ik moest bij dit gedicht, dat een keerpunt aanwijst, iets uitvoeriger stilstaan om enigermate te doen beseffen op welk plan zich het genezen in die jaren heeft afgespeeld. Het is echter ondoenlijk (en voor ons doel ook onnodig) dit proces in alle gedichten te volgen en aan te wijzen. Ik moge ermee volstaan het in vogelvlucht te belichten, en dit met de verschillende accenten en motieven zijner poëzie in die jaren. En zulks dan enkel bij wijze van inleiding op dat ene motief dat het meest openbarend en overtuigend de innerlijke stilte, door Gezelle in zijn jeugd bereikt, onthult.

Genezen wil bij Gezelle niet zeggen, dat blijdschap onvoorwaardelijk de plaats inneemt van zijn droefheid; hij bezit de droefheid in een blijder, helderder, lichter gemoedsgesteldheid; ik verwijs hier naar de gedichten Zoo menig blomme (1859) en, vooral, Hei da lieve dreupel water (1859), volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 13-07-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 23-08-2009