lijst van werken
vorige bladzijde



34 G U I D O   G E Z E L L E,   D E   A N D E R E

trots verdedigt hij Christus’ Stedehouder op aarde. Met hoe innige, vervoerde ontroering gewaagt hij van Maria: als de Maagd, als de Koningin des hemels, als de moeder Gods, als de moeder ook van alle bedroefden op aarde. Met eenzelfde overtuigdheid spreekt hij ook over zijn Godin het Allerheiligste Sacrament. – In dit alles is hij, als wij afzien van de volstrektheid en ernst waarmede hij zich deze waarheden en werkelijkheden toeëigent, ons nog geheel vertrouwd. Maar plotseling onderscheidt hij zich. Plotseling onthult ons een enkel accent, dat hij in dit alles nog iets anders is dan alleen maar een superlatief. Want het is – en hier naderen we een zeer opmerkelijk en afwijkend bewustzijn dat met de jaren steeds doordringender zal worden – het is uit de grondeloze stilte van Gods ondoorgrondelijkheid, dat hij, beschaamd en deemoedig, is terug-gekeerd, om in te keren tot ‘Jesus’ Sacramentsaltaar’, om daar, en daar alléen, voortaan met God samen te zijn. Reeds de jonge Gezelle bezat een diep vermoedend, levend weten omtrent Gods grondeloze on-doorgrondelijkheid, het goddelijke Anders-zijn, het Verborgene Gods, dat het schone Godsbewustzijn is van de waarlijk religieuze ziel. Doch de jonge Gezelle weet Gods onkenbare Stilte als de berg Sinaï in welks nabijheid geen mensenvoet mocht worden gehoord: hij wil de grenzen, de mens gesteld, niet verbreken. Hij wil niet beproeven God te bezitten in die (onwetende) geleerdheid der theologen, doch evenmin bezit hij God in een gemeenzaamheid die elke afstand ontkent. Hij wil God leven – nederig, alleen als gelovige – in het H. Sacrament; dat is de licht- en levensbron die God de mens gegeven, geláten heeft, en deze moge hem voldoende zijn. Gezelle’s inkeer tot Jesus’ Sacramentsaltaar is een bewust terug-keren, en daarom een volkomen deemoedige d.i. wezenlijk religieuze (en ons reeds aanmerkelijk minder vertrouwde) act.

o Raadsel van den mensch, wat zie ’k
u schouwen, met een wijs gelaat,
in ’t geen waarvan gij niets verstaat:
in Gods geheemelijkheên! o Mensch,
niet verder ligt de nauwe grens
van uw verstaan, niet verder dan
uw zelven...
.      .      .     .     .     .     .     .     .     . volgende bladzijde




















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 13-07-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 21-08-2009