lijst van werken
vorige bladzijde



H E T   A N D E R E   ‘R O E S E L A R E’ 33

hun doen en worden hier op aarde, vertrouwd en gemeenzaam zijn.
    Niettemin: ergens vertegenwoordigt de jeugdige dichter der roeselaarse leraarsjaren nog de gangbare, gemeenschappelijke religieuze gevoelens en overtuigingen. Toch verwijdert hij zich ook daarin reeds van de velen. Niet alleen door de ongemeen pathetische drift van zijn woord soms, maar door, ergens, een geheel eigen religieuze ervaring, die dat gemeenschappelijke tot iets wezenlijk anders maakt bij hem. – Doch beschouwen wij Gezelle als jong dichter nader.
   Dichter wil bij Gezelle tevens zeggen: priester. Dit laatste is hij allereerst. Zijn dichterschap heeft voor hem slechts betekenis inzoverre het een functie vervult in zijn priesterschap, – zijn rooms-katholiek priesterschap, zoals men er afzonderlijk en nadrukkelijk aan zou willen toevoegen, en dan niet omdat zijn rooms-katholicisme door sommigen wel betwijfeld werd (en wordt), maar omdat dit ‘rooms-katholieke’ voor Gezelle-zelf als het ware een bijna aparte trots, en in ieder geval een verrukt en hanstochtelijk bewustzijn was. Priesterlijk en rooms-katholiek was zijn vlaamse overtuiging; priesterlijk en rooms-katholiek zijn dichterschap; in al zijn daden, in heel zijn denken werd hij voortgestuwd door zijn letterlijk àlles beheersende liefde voor de katholieke Kerk. Gans de rijkdom zijner ziel putte de jonge priesterdichter overwegend uit de stromen van genade die hem via de Kerk bereikten. Daarom ook kon zijn liefde voor de zielen, en kon hij met en in zijn dichterschap nauwelijks een andere daad stellen dan: liefde wekken voor die Kerk, door haar schoonheid te openbaren, en door te spreken van en vanuit de eigen, door haar werkelijkheid geworden vervuldheid. Hoe gloeide gans zijn groot warm dankbaar mensenhart, wanneer hij zich van haar heerlijkheid rekenschap gaf. Haar liturgie is voor hem een onaflaatbare stroom van geheel levens-waarachtige vroomheid, van waarachtig leven, een vroomheid die hem tot in het binnenste van zijn mens-zijn verwarmt, vertroost, met geluk vervult. Men leze slechts de aanhef van zijn Kerkhofblommen. Al de handelingen der Kerk, en niet het minst haar sacramentele geheimen, zijn voor hem van deze levens-waarachtigheid, deze levens-noodzakelijkheid vervuld, en méer dan eredienst en voorschrift en plicht is dit alles onontbeerlijke levens-voorwaarde, enige levenswaarheid, zielverrukkende vervulling van menselijk leven. Hoe bemint hij van deze Kerk de heiligen, de hiërarchie; met welk een eerbiedige, liefdevolle volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 13-07-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 21-08-2009