lijst van werken
vorige bladzijde



V E R W A A R L O O S D   V O O R S P E L 29

op weinig uitzonderingen na, mij daarin bevestigt’. Op p. 86 echter leest men: ‘Doch op zijn eigen leerlingen van poësis is zijn invloed onvergankelijk geweest; 40 jaar nadien, tijdens zijn begrafenis, gingen zij, die zelf nu bejaarde mannen bekroond stonden met grijze haren en met een faam van wetenschap...’ Toch ‘dilettanti’? En verder: ‘Om grootheid te vatten hoeft men zelf groot te zijn, en zij waren groot, tenminste zat de grootheid in de kiem bij vele van zijne leerlingen, ’t was de goede aarde waarin hij ’t zaad zou werpen, en de vrucht zou opgaan, rijker en schooner naarmate hij ouder en rijker werd’. Tòch alleen maar ‘ontvlammend schitterend, meer dan ingaand’? Gezelle had als leraar de ogen zijner leerlingen ‘doen keeren naar de verre landen om aldaar te werken aan de bekeering van de ongeloovigen’. Op p. 114 lezen we met welk resultaat: ‘Bij Lanssen is de geestdrift naderhand bekoeld en hij is t’huisgebleven en in Vlaanderen priester geworden. Maar vele anderen hielden vol en zijn spijts allen tegenstand van ouders of meesters vertrokken, naar Ysland, naar Noord-Amerika, naar Engeland, naar Parijs bij de priesters der vreemde missiën of elders’. Toch ‘dilettanti’? En men vergete niet: deze ‘ingaande’, zelfs zeer diep ingaande invloed was het resultaat van slechts luttele jaren verblijf onder de roeselaarse jongens; deze invloed bleef een onuitwisbare ondanks alle pogingen, de jongens van de verwijderde leraar innerlijk te vervreemden. – Nog éen citaat: ‘Zijn gewezen leerlingen blijven hem getrouw: allen hebben hunne plaats ingenomen in de samenleving en de eermalige jongens van Rousselaere zijn nu dokters, advokaten, leeraars, geloofsboden en handelslieden, huisvaders of ongehuwd, maar allen zooals voorheen hardnekkige Gezellisten’ (p. 162-163). Men vraagt zich af: waar blijven al die verongelukten? Is het Bonte misschien? Maar diens latere ontwikkeling komt voorzeker toch niet ènkel voor rekening van Gezelle, ja, komt zij überhaupt voor zijn rekening – alle verwijten van de afvallige priester Bonte aan het adres van Gezelle ten spijt...

b. In gedichten als Hebt meêlijen, Laat worden, Ars Artium, waarover ik elders uitvoeriger schreef (vgl. Kultuurleven, Oct. 1949: Gezelle, de Zelfbewuste).

c. Walgrave heeft de oorspronkelijkheid van de leraar pogen te reconstrueren uit de latere tijdschrift-publicaties van Gezelle, doch het resultaat is begrijpelijkerwijze slechts een subjectieve suggestie (vgl. I, p. 139-156).

d. Aanmerkelijk verantwoorder, indringender en completer dan Walgrave’s en Caesar Gezelle’s studies over die jaren, is het beeld van de roeselaarse Gezelle dat Baur met zijn instructieve en intelligent bedreven analyse voor ons oproept. Men kan slechts bewondering hebben voor de scherpzinnigheid en kundigheid waarmee Baur In zijn boek Uit Gezelle’s Leven en Werk aan de hand van het door hem gebruikte materiaal de roeselaarse Gezelle reconstrueert en inderdaad – zij ' ’t ten dele – ten léven. wekt. Doch ook bij hem mist men de paedagogische overtuigingen waarop ik in dit hoofdstuk wees, overtuigingen die we niet enkel uit Verriest’s geschriften (en enkele van Gezelle’s gedichten) kunnen aflezen, maar die, dwingender nog, met onthutsend onomwonden en besliste accenten uit Gezelle’s brieven op ons toespringen: als overtuigingen die niet enkel voor Gezelle als leraar, maar eerst en vooral voor Gezelle’s persoonlijkheid essentieel zijn geweest. – Men kan hieraan niet voorbijgaan: noch als men de leraar wil begrijpen, noch als men op zoek is naar het grondschema van dit leven. En eveneens mist men – en mist men in dit geschrift node – een reconstructie van volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 13-07-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 20-08-2009