
|
28 |
G U I D O G E Z E L L E, D E A N D E R E
|
of hooger ende verder dan
ooit spotters tale reeken kan,
daar staan wij! o Wat raakt het en
wat schut het mij, die priester ben,
dat ongedierte, redenloos,
het voetspoor te bekruipen koos,
en nijdig te bezeeveren, die ’t
voorbijgaan van mijn stap hun liet!
Vooruit, en niet eens omgezien,
wat dat men durve of niet, of wien
ik mij zie mede- of tegenstaan,
van hun die ’k al heb welgedaan!
Vooruit! Mijn liefde, werk en zweet,
het leven dat ik om hen sleet
ten schuldbrieve op hun hert geleid,
weegt meer als hunne ondankbaarheid!
|
Ook gaat men, door de dichter van die jaren, reeds enigermate bevroeden, wie het was die het recht – zichzelf te zijn – eenmaal voor zichzelf moest opeisen, en levenslang verdedigen zou.
En tenslotte, zo komt mij voor, is het de dichter van die jaren, die ons een sleutel in handen geeft (éen der beide sleutels) op het nog altijd onopgehelderd mysterie van Gezelle’s plotseling verstommen als dichter, een zwijgen dat, zoals men weet, na Roeselare inzette en ongeveer twintig jaar heeft geduurd. [d]
a. Caesar Gezelle wordt er door mij allerminst van verdacht, dat hij zijn Gezelle-biografie heeft geschreven om ‘sommige namen wit te wasschen met hoop op eene belooning van zijnen Bisschop’, zoals hij vreest dat sommigen misschien zullen menen. Ik geloof dat aan zijn boek dezelfde liefde en rechtvaardigheidszin ten grondslag liggen als aan Celano’s Vitae van de H. Franciscus. Maar ook dezelfde innemende trouwhartigheid en dichterlijke argeloosheid (door welke eigenschappen bepaalde mensen wel eens zeer welkome, bruikbare verschijningen worden...). Hij komt nogal eens met zichzelf in tegenspraak. In verband met de kwestie: Gezelle als opvoeder, wil ik slechts wijzen op zijn opmerking p. 76 betreffende Gezelle’s onderwijs: ‘op al te jonge geesten werkt het eerder ontvlammend schitterend, meer dan ingaand, wint het hen meer dan den geest, maakt geen geleerden maar dilettanti. ’t Staat er, omdat ik het zoo meen, en omdat het nagaan van de verdere loopbaan zijner gewezen leerlingen
|

|