
|
18 |
G U I D O G E Z E L L E, D E A N D E R E
|
grandioos in het honderd moeten lopen. Met die practische rompslomp aan zijn been (aan zijn twee benen, – die bovendien de rusteloze benen waren van een subliem zwerver) kon hij evenmin leven als met een systeem dat in geen enkel opzicht met zijn wezen overeenkwam. Hij was, als opvoeder, opvoeder van een élite, niets ànders, niets minder ook, maar ook niets méér, – wat overigens reeds ruim voldoende is! Reeds omdat hij dit was, of juist omdat hij dit was, en dit, als paedagoog, alléén was, was hij mis-plaatst aan een instelling, die, als elke instelling van onderwijs, noodzakelijk opvoedkunde moet bedrijven die afgestemd is op de gemiddelde leerling, en die bovendien daarop was afgestemd met de middelen en de oogmerken van die tijd. Gezelle was verzeild geraakt in een milieu waar hij niet thuishoorde. ‘Noch met zijnen geest, noch met zijn gemoed paste hij in ’t raam waarin men hem gesteken had.’ [12] Maar als men al zijn kwaliteiten samentelt en dan ziet dat Gezelle de geboren opvoeder was van en voor een geboren élite, en dat hij zulk een opvoeder was zonder tevens communiteitspaedagoog te zijn, dan beseft men niet alleen dat hij niet deugen kon als opvoeder in het Roeselare-verband, maar dat het zijn doem was: opvoeder te zijn zònder verband d.i. buiten elk verband. Men beseft dan, dat hij slechts opvoeder kon zijn door alleen Gezelle te zijn – en Gezelle alleen d.i. eenzaam d.i. met de weinigen wier zielen het woord zoeken dat de stem, die voor de collectiviteit is bestemd, nooit spreekt. Voor deze weinigen was hij de vormer en opvoeder bij uitnemendheid; voor deze weinigen is hij dat gebleven. [a]
2
Zijn verblijf te Roeselare – dit kortstondig voorspel op zijn leven – moest wel een fiasco worden. Dat was duidelijk, of juister, dat is ons, lateren, duidelijk geworden en nu, ‘na lange jaren, wekt dat min verwondering en min bitterheid’ – Dit voorspel is echter voorzover het ’t lot van de weldra geëlimineerde professor betreft slechts een onbetekenend, voorzover het Gezelle’s persoonlijkheid openbaart reeds een essentieel voorspel en daarom voor ons van belang. Als leraar nu sprak Gezelle’s persoonlijkheid zich eerst waarlijk uit in zijn fundamentele overtuiging, dat de opvoeder opvoedt tot zelf-verwerkelijking. Deze was voor hem het
|

|