lijst van werken
vorige bladzijde



V E R W A A R L O O S D   V O O R S P E L 17

den, door een ander dan Gezelle voorgestaan, op een voor dat milieu afgestemde en voor dat milieu zeer ‘paedagogische’ wijze konden worden ‘verdedigd’ en in practijk gebracht, en dan zonder die hopeloos onvruchtbare en vaak uiterst smartelijke wrijvingen welke Gezelle opriep. Zijn denkbeelden waren in zich heel goed (om het zo eens te zeggen), en zeker niet slechter dan die van zijn omgeving; zijn denkbeelden waren ook best bruikbaar voor de communiteit van een college; en waarom zouden mede-leraren, die toch geenszins zo kwaadwillig waren in oorsprong, niet openstaan voor ‘nieuwe denkbeelden’ als deze met enige tact worden geserveerd?! Maar ten eerste was Gezelle’s opvoedkunde geen opvoedkundig ‘systeem’, doch een onhandelbare exponent van zijn persoonlijkheid, – die zich niet liet verantwoorden op het niveau waar een meerderheid gaat begrijpen; ten tweede was hij geen opvoeder van opvoeders, en ten derde – en hier naderen we Gezelle’s ‘tekort’, ten derde was deze voortreffelijke opvoeder allerminst een communiteitsopvoeder, nog minder de opvoeder van een willekeurige communiteit. Gezelle was duidelijk en exclusief de opvoeder van en voor bepaalde jonge mensen, preciezer: van en voor een jonge élite. Inderdaad, dat was hij: ondanks alles, – ondanks het ‘Amen, punctum’ van Hendrik van Doorne. De min of meer ironische opmerking van Deplace: ‘Monsieur Gezelle était notre professeur d’anglais et à la fin de l’année nous connaissions l’italien!’ typeert zeer wel de situatie, maar op een andere wijze dan de schrijver bedoelde: Gezelle gaf datgene waarmede de in-spe-gestandaardiseerde practische mens niets weet aan te vangen en wat voor hem onbruikbare luxe, doch voor een jonge élite het eerste levenwekkend contact is met de geestelijke rijkdommen van het leven – en van zichzelf. Gezelle was de opvoeder van een élite. Niet omdat hij dit wilde, maar eenvoudig omdat zijn natuur geen enkele andere mogelijkheid toeliet. Zijn inwerken uitsluitend op de happy few, op de kleine minderheid der uitzonderlijk begaafden was een onmiddellijk gevolg van zijn wezen en iets anders kon men van hem niet eisen. Men moet van een magneet niet verlangen, dat hij behalve staal en ijzer ook nog hout of watten aantrekt; hout en watten blijven volmaakt onberoerd. Maar uit deze gegeven natuur volgde nu ook weer niet, dat hij op het gebied van de opvoeding nog iets anders zou kunnen presteren, b.v. het goed leiden en besturen van een instelling van onderwijs die hij geheel volgens eigen inzichten zou mogen leiden. Ook dat had volgende bladzijde





















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 13-07-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 18-08-2009