|
DE STEM
|
L a d v e n u. The ways of God are very strange.
C h a r l e s. How so?
Bernard Shaw (Saint Joan)
|
Het laatste college-jaar was voor kapelaan Vetters een troebele en, gelijk hij meende, ook zondige tijd geweest. Maar hij was de intelligentste leerling van zijn klas, en dit animeerde zijn overste tot een meer demonstratieve attentie. Het effect beantwoordde derhalve aan de verwachtingen: de roeping werd gered en, daarmee, deze intelligentie. — Als overste verstaat men situaties, en Jan Vetters ondervond daarvan het heilzaam gevolg, — zeer wellicht ook omdat hij de situatie niet verstond. In den glimlach van zijn opvoeder bespeurde hij den glimlach van een rustig Godsvertrouwen; de opvoeder evenwel glimlacht, omdat hij een aparten eerbied koestert voor het misverstand — deze méést opvoedende waarde.
„Hoe zichtbaar,” dacht Jan Vetters nog vaak nadien, „hoe zichtbaar, had God hem geleid in de wijsheid van dien rustigen, zekeren, waakzamen man.” Zelfs nu nog, zoovele jaren later, wist hij zich op een geheel bijzondere wijze met hem verbonden.
Sedert dat sombere laatste college-jaar bezat hij vele redenen om dankbaar te zijn. Juist door dat vertwijfeld bewustzijn (o goddelijk bedrog) reddeloos verloren te zijn, smaakte hij des te dieper het serene geluk dat op het grootseminarie weldra zijn deel werd. Soms, staande in de witte stilte van zijn kleine cel, keek hij met beschaamde verwondering om zich heen, als stond hij hier in het hart van Gods liefde. Daarin nestelde hij zich, daar kroop hij behaaglijk in weg, ver van de wereld en van zichzelf, als een klein hondje dat schrikkerig en onwennig wegvlucht uit het rauw lawaai van de straat. Ja, hij wilde wel graag bekennen, dat hij maar ’n klein hondje was, ’n schoothondje desnoods, — maar ’n goddelijk dan. — Neen, Jan Vetters was niet bestemd voor een onstandvastig of stormachtig leven; de schrik zat hem nog altijd in de beenen.
Nu het kwaad hem niet meer bedreigde, kon hij slechts dankbaar zijn het te hebben gekend. Het was goed geweest, dat God zich een oogenblik had teruggetrokken. De goddelijke arglistigheid stond nu ontraadseld: in de diepere
9
|
|