lijst van werken



ELSEVIERS WEEKBLAD VAN ZATERDAG 25 SEPTEMBER 1965 17





HENRI BRUNING: GEDICHTEN
klik voor een betere foto uit die tijd


NOCTURNES


       1
de stalen hijskraan staat
stil omhoog in de nacht,
voorbij aan zichzelf,
voorbij aan de tijd

voorbij aan de tijd
als mijn oud moedertje, die winterdag,
toen zij door ’t grauwe raam
voor ’t laatst
de eenzame aarde zag.

haar geplaagd bestaan
heeft geen behoefte gehad
aan een stem of een glimlach.

zo is zij ook heengegaan.
aan zichzelf voorbij.
het zachtmoedige woord
van haar stilte
nalatend aan mij

       2
deze winterse
lichtloze stilte
boven het ijsveld

en het smalle wak,
met het stil stromend water, zwartglanzend,
waar een onrustig bekje
tussen het ijs

       3
mijn potlood.
het wekte de aarde en mij
en God
uit de dood.
mijn onvoltooid woord, —
nooit liet het mij onverhoord.

daarom
God is dood.
ook mijn woord,
mijn potlood

       4
als wij geheel los zijn
en ledig
komt God dan
komt God dan

wanneer zijn wij los
wanneer ledig —
en komt Hij

wist ik maar zeker
dat Hij zou spreken
als ik geheel los ben
wist ik maar zeker
dat H ij spreekt in het spreken

toch ben ik altijd weer
voor Hem bezweken

In de reeks bladzijden waarop Nederlandse dichters een keuze uit hun nieuwe werk plaatsen — reeds werden hier gedichten gepubliceerd van Nel Noordzij, Hugo Claus en Leo Vroman — is na twee jongeren, André Spruit en Jos Verstegen, nu de beurt aan Henri Bruning. Van onze grote katholieke auteurs is Henri Bruning (geboren in 1900) de minst gekende. Hij is een ,,moeilijk schrijver” en verdedigde zijn zeer eigen en soms aanstootgevende opvattingen zó scherp dat hij velen die zijn talent en oprechtheid respecteerden, afstootte. Het gevaar dreigt dat door de polemieken over zijn ideeën en essays (o.m. ,,Vormkracht en onmacht der religie”) zijn poëzie op de achtergrond zou raken. Vandaar deze gedichten: ,,Ik ben niet een met mij” is uit de cyclus Van Ziel en Aarde (omstreeks l950), de overige zijn recent en ongepubliceerd. De houtsnede is van des dichters zoon Gerard.












       5
door de holten
van mijn schedel zonder huid
zwemmen de vissen vredig
afwezig in en uit

op deze diepten maakt ook
het water geen geluid
het stroomt mijn holten langzaam
willoos en vuil in en uit

o mijn holten, mijn welvende holten
ontluisd, onthersend, onthuid
laat water en vissen bewegen
het lied is bijna uit

nóg wordt gij gevormd, geslepen,
gezuiverd, en uitgeluid
door dit laatste, trage, stille
wezenloos in en uit


       6
de nachtelijke schoot der zomertuinen
waar ’t donker b1oembed van geheimen ruist
en de gesloten kelken, kleine donkre pluimen
geurend en stil bewege’ in ’t lichte windgesuis,
het moederlijke windgesuis, verholen in de kruinen
vanwaar het neerdaalt naar dit open huis, —
o nachtelijke vrede der voldragen tuinen,
in uw verdonkerd geuren vindt het hart zijn thuis.



      
IK BEN NIET EEN MET MIJ


Ik ben niet één met mij,
ik ben niet één met U,
ik ben alleen en leeg
en geheel rustig nu.

Want Gij en de ziel zijn beiden
van god’lijken staat —
hoe kan het anders dan
dat Gij mij dolen laat,

ontdaan van mijn helderst zelf,
ontledigd van U, —
hoe zou ik in mogen gaan,
hier reeds, tot U?

Later zal ’t anders zijn,
voor mij, voor de ziel en voor U,
later spelen wij drieën saam,
niet nu, niet nu.

Nooit met mijn ziel vereend,
nooit ook met U,
nooit was het stiller in mij,
blijder dan nu.

klik voor origineel

   LOSSE BLADEN

                                                                                    
       1
ik ben nog slechts.
ik beluister mijn stilte.

alles heeft zijn uur,
zei de getrouwe van Jaweh
tenslotte.

tussen dit ondraaglijk woord
en dat genadeloze andere
die Zeit ist buchstabengenau
is onverbiddelijk
ons leven gekluisterd.

schrikwekkender echter
dan al aardes verschrikking
is het goddelijk zwijgen.

ein Zeichen sind wir, deutungslos,
in een stilte zonder oorsprong of einde


       2
parelmoeren bloesemblaadjes
blinken in het morgenlicht

de maagdelijke dalen der aarde

de dingen zien niet, zij horen niet, zij herkennen niet.
zij ademen en leven
zonder waarom,
onuitsprekelijk lief
in het gelukkige licht,
in een waaien zonder
waarheen en vanwaar

ik voel en hoor en zie, —
ik begrijp niet.
ik ontvang geen antwoord.
er is geen geboorte in mij.
ik kan niet mededelen.

ik word éen weer met de eenzame moedergrond,
ongeboren verloren terug in het maagdelijk Niet

blaadjes wit schitterlicht waaien omlaag
en rusten geurend in de zuivere grassen



       3
blijde singel-lanen              avond

lentelichte stiltelanen

hoge koele loverkronen,
met het warme,
diepe,
laatste
fonklen van de zon

clavecymbelen fîetswielspaken
als een snel en glinstrend beekje
spelend in de scheemring van het grote
stilteveld der avondbergen

singellichte avondstilte
singellicht guitaarspel              schemer

singellicht Segovia
singelharp              voornachtelijk

• • • • • • •

maar de lage donkre bloemen
luisterende onrustkelkjes

luister-stil het stuifmeelnaaldje
in het duistere inwendige

witte wortelhaartjes graven
rustloos hechter
in de zware
zwarte, warme,
ademende moedergrond

ondoorgrondbaar aardeleven

nachtelijke

levensgeur



toelichting bij realisatie

aangemaakt: 23-10-2010 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 28-10-2010