B r. E l i a s :
(toonloos, somber): Het zou nutteloos zijn...
B r. L e o :
Broeder Elias, onze nutteloosheid ontkomen wij nooit...
B r. E l i a s :
(a.b.): Neen...
B r. L e o :
Wij moeten de wereld dulden en de Kerk verdragen. Wij hebben geen andere taak dan zelf het goede leven te zijn en de anderen, naar het voorbeeld van Christus, slechts te dienen. Dit, dit alleen, broeder Elias, was de goedheid en de menschlievenheid van God onzen Zaligmaker. En zoo had ook Franciscus onze zwakheid lief.
B r. E l i a s :
Ja, Franciscus had onze zwakheid lief... Maar zoo beminnelijk als hij in deze liefde was, zoo hatelijk zijn zij die hem hierin willen navolgen.
B r. L e o :
Broeder Elias, bemin den goeden wil zooals Christus den goeden wil van zijn Apostelen heeft bemind. Ook zij waren slechts vernederende nabootsingen. Verdragen wij de zwakheid der menschen, zooals God zijn sterken verdraagt...
B r. E l i a s :
(na stilte, bitter): En een ander resultaat van mijn arbeid vertegenwoordigt uw vriend Egidius. Wat zei hij, toen hij voor het eerst dit klooster betrad? ,,Alleen de vrouwen ontbreken er nog’’ — — Het is beter geen droomen te kennen. — — Wee dengene, die ons wekt met zijn droom uit de sluimering van onze onschuld...
92
|