strijd tusschen twee volken; tusschen twee volken, die beide gedreven worden door een wil tot zelfstandig leven ; en beide dus gedreven worden tot het veroveren van den Staat. Ge ziet, hier is geen sprake van recht, van een rechts-orde, maar van een onrecht, van een rechts-verkrachting. En van onrecht, niet slechts omdat het « rechtsbeginsel » der gelijke rechten onvermijdelijk een aanslag gaat worden op de oorspronkelijke bevolking van een Staat, maar ook omdat de strijd om de macht, waartoe dat « rechtsbeginsel » leidt, het gastvolk tot sluwe en minderwaardige vergrijpen dwingt om zijn doel, de macht, te bereiken. Een rechtsbeginsel nu, dat een volk demoraliseert, is, opnieuw, een ónrecht.
(
1) Alfred Döblin : U n S e r D a s e i n .
(
2) Walter Rathenau .: M a h n u n g u n d W a r n u n g .
(
3) F. Bernstein : O v e r J o o d s c h e P r o b l e m a t i e k .
(
4) Dostojewsky : P o l i t i s c h e S c h r i f t e n .
(
5) Alfred Döblin : U n s e r D a s e i n .
(
6) Theodoor Mommsen : J u d a a u n d d i e J u d e n .
(
7) Ik kom nier straks nog op terug. – Hier wil ik alleen even vaststellen dat als het Joodsche volk een minderwaardig volk was, het geen enkele moeite had opgeleverd. Een minderwaardig volk vormt geen probleem. Het verdwijnt wordt geabsorbeerd.
(
8) G. Bolland : D e T e e k e n e n d e s T i j d s .
(
9) Jakob Klatzkin : P r o b l e m e d e s m o d e r n e n J u d en t u m s .
(
10) Alfred Rosenthal : Nietzsche « Europaesches Rasse-Problem »
(
11) Friedrich Nietzsche : D i e f r o h l i c h e W i s s e n s c h a f t .
(
12) Oswald Spengler : J a h r e d e r E n t s c h e i d u n g .
(
13) Friedrich Nietzsche : J e n s e i t s v o n G u t u n d B ö s e , § 2 5 0 .
(
14) Hij kan zich ontjoodschen wat zijn religie betreft, zijn verbondenheid met een joodsch verleden, in wezen blijft hij Jood, deel van het Joodsche Volk. Al was het slechts door zijn trots, die hem, hoezeer hij zich ook ontjoodscht, belet zich te assimileeren. Hij voelt zich superieur ; en hij voelt zich superieur omdat hij zich altijd Jood blijft weten.
(
15) Ik zeide reeds elders : men weet niet zoo heel veel van het christendom als men weet wat het voor 99 % der christenen werd. Het antwoord op deze opmerking heeft Freud bereids gegeven : « Als dan later iemand, die veel waardering heeft voor het werk van Freud, dezen er op wijst dat alles wat hij godsdienst noemt niet de kern van het geloof van den christen raakt, is Freud’s antwoord dat hij dan het geloof niet kent en men hem niet euvel moet duiden dat hij niet beschrijft, want hij niet kent ». Dr. L. v. d. Horst :
I n l e i d i n g i n d e H e d e n d a a g s c h e Z i e l k u n d e ) . Een alleszins merkwaardig antwoord voor iemand die er aanspraak op maakt de godsdienst als zoodanig ontmaskerd te hebben. Het is geen antwoord. Op het beslissend moment ontwijkt hij een antwoord (of, men valt in ongenade).