lijst van werken
vorige bladzijde



volgende bladzijde de nieuw-testamentische met haar ,,gij zult één vlees zijn”, wat weinig anders kon inhouden dan het Hooglied inhoudt, – dit hoge lied, dat een impliciet afwijzen was van alle perversies van de heidenen temidden waarvan zij de joden van het Oude Verbond en de christenen van die vroege dagen, leefden. Niettemin: hoe goed en heilig het huwelijk ook is, men behoort Christus daardoor niet onverdeeld. Men moet zich dan aan zoveel andere zaken nog geven. Daarover spreekt Paulus niet in pejoratieve zin, zij zijn inherent aan het huwelijk. Maar juist omdat zij daarmee onlosmakelijk verbonden zijn, verdelen zij de aandacht en verminderen zij de mogelijkheden (van die nog slechts weinige christenen). Desondanks: ,,laat ieder zo leven als de Heer voor hem beschikt heeft en zo als God hem geroepen heeft. Hebt ge een vrouw getrouwd, zoek geen scheiding. Hebt ge uw vrouw verloren dan raad ik u: zoek geen ander; maar zoudt ge toch trouwen, dan zondigt ge niet (sommige Korintiërs hadden dat klaarblijkelijk als zonde beschouwd) en ook het ongehuwde meisje doet geen zonde als ze wil trouwen – ook op dit punt waren sommige Korintiërs blijkbaar tot een tegenovergestelde conclusie gekomen.

    Misschien zien we toch te zeer voorbij aan het feit dat Paulus een antwoord-brief schreef, – waarin doorlopend vragen en gedachten van ànderen aan het woord komen, welke Paulus dan corrigeert. Daarmee zou zijn woord wel eens een totaal ander accent kunnen bezitten. Het zou kunnen zijn dat zijn correcties, die zulk een geduldig onderrichtend, systematisch, bijna-leerstellig karakter schijnen te bezitten, in feite kwesties betreffen, die voor Paulus zelf nauwelijks een punt van overweging vormen, waarbij hij zelf nauwelijks betrokken is. Voor hem is het dan allemaal vanzelfsprekend: zowel het leven dat hijzelf op zich heeft genomen als het feit dat anderen een andere roeping hebben en dat huwen geen zonde is, hertrouwen geen zonde en maagdblijven geen gebod. Alleen: zijn apostolisch hart betreurt het dat niet allen zo kunnen zijn als hij, en hij vermaant hen dan dat zij hun levensstaat op de goede wijze moeten vervullen. En als hij zegt (verzucht): ,,Ik wilde wel dat ieder zo kon zijn als ik”, dan zegt hij dit tot die kleine cel die de christenen nog vormen en vertolkt hij diezelfde geheel natuurlijke innerlijke gesteldheid die, in de beginjaren van de russische revolutie, een actief communist zou hebben kunnen doen zeggen: Ik wou dat jullie kameraden zo konden doen als ik: je gehele persoon in dienst stellen van de partij, zonder de noodzaak ieder ogenblik met je persoonlijk bestaan rekening te houden: wij bouwen aan een nieuwe aarde en iedereen is zo hard nodig om onze gevaarvolle strijd tot een goed einde te volgende bladzijde


6














volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 09-06-2002 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 16-02-2010