lijst van werken
vorige bladzijde



    volgende bladzijde Toen God de mens schiep, schiep HIJ Zichzelf een dienaar (als had Hij daaraan behoefte), Hij schiep hem als deelhebber aan Zijn leven, en daarmee als dienaar van de medemens, zoals ook God dit was toen Hij hem schiep. Want zo, alleen gekeerd naar de mens en bezorgd om de mens was God van de beginne, reeds toen Hij de aarde en al het geschapene deed worden en niet rustte voor Hij zag dat alles goed en schoon was en een vreugde voor de mens. De Schepping is het eerste Godswoord; en wij zouden van de heerlijkheid Zijner werken temidden waarvan wij leven, evenzeer vervuld moeten zijn, wij zouden haar evenzeer moeten liefhebben en lezen en in ons hart bewaren als het tweede Godswoord dat met Jezus tot ons kwam. In beide Godswoorden vraagt en doet Hij niets omwille van Zichzelf. Beide zijn gesproken en alles is geschied omwille van de mens.

    Het openbarende (en eigenlijk ook verwarrende) in de mysticus Jezus is dat Hij zo aards was, enkel bekommerd om het lot en het leed en het geluk van de mens en op het voorbereiden omwille van hem van een nieuwe aarde. Hoe aards en hoe naar de mens gekeerd beseft men eerst goed als men denkt aan de mystici dezer wereld met hun worstelen om God (en met God), hún vervoeringen, hun godsgezichten, hun godservaringen, hun wegen naar God: de identiteitservaring van Indië; het eerbrengen – met de totaliteit van zijn bestaan – aan God overeenkomstig de boven al het geschapene verheven Majesteit van de ene waarachtige God (Israël); het terug willen zijn bij God, de bron van alle goeds, en de donkere nacht van het geloof (de grote mystici van het Westen); het volledige zwijgen over de Onkenbare en het verwerven van kennis omtrent het geheim van de mens en het geheim dezer aarde (boeddhisme). Al deze edelst-menselijke en hevigste wilsstrevingen dringen zich noodzakelijk op wanneer de religieuze mens, denkend vanuit zichzelf aan de Allerhoogste, aan zijn verhouding tot de Al1erhoogste adekwaat gestalte wil geven. Zij zoeken niet primair hun heil, ook niet hun hoogste heil, zij zijn – letterlijk – overweldigden; overweldigden door hun godsvisioen, door de kracht en waarachtigheid ervan, en moeten alle consequenties ervan aanvaarden. Zij willen God eren overeenkomstig Zijn heilig wezen en Hem de eer brengen ,,die Hem toekomt”.

    Jezus echter denkt niet vanuit de mens. Hij brengt het woord van Gód over aangaande de verhouding van de mens tot God, en dat woord wordt bepaald door de verhouding van God tot de mens. En God is liefde, Hij heeft de mens lief, hebt gij dus ook elkander lief; noem Hem, die niemand kent, Vader, en als ge bidt, bidt dan met weinige woorden en in het verborgene, volgende bladzijde


1) 1 Joan. 4, 8; 3, 11.


13














volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 24-02-2010 Copyright © 2014 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 04-10-2014