lijst van werken
vorige bladzijde



     volgende bladzijde Eén met de medemens en teruggegeven aan zichzelf, aan de hem ingeschapen orde der liefde (de grondstructuur van zijn wezen), is de mens ook één en in overeenstemming met de orde van de hem omringende schepping waar al het zijnde volgens goddelijk plan in onderlinge verbondenheid en onderlinge afhankelijkheid bestaat of leeft. De eenheid der schepping echter is een verbondenheid van noodzakelijkheid, de menselijke daarentegen een verbondenheid in vrijwilligheid en aldus van liefde. En tevens heeft de mens, teruggekeerd tot zijn eigen orde – een goddelijke, want ingeschapen orde – weer deel met het goddelijk leven, God, zoals de plant die, uit het donker teruggeplaatst in het licht, weer geheel deel heeft aan en vervuld is van het zonlicht, – waarin zij de haar eigen wasdom wordt. ,,Hebt elkander lief” is niet alleen de ,,vervulling van de wet”, maar een herstel van de eenheid met alle geschapen en goddelijk leven en – zoals het evangelie zegt – de weg naar de eenheid van God met de mens. De mens is orde weer van Zijn orde of, binnengegaan in zijn orde, weer opgenomen in Gods orde en deelhebbend aan Gods leven 1).

    ,,Hebt elkander lief en de Vader, de Zoon en de Geest nemen hun intrek in u.” Dat is het Rijk Gods waarom men bidt als men bidt: Uw Rijk kome, Uw wil geschiede op aarde, geheligd worde Uw Naam, – Uw Naam die ,,Vader” is. Geheiligd worde Zijn Naam slechts hierdoor, dat wij zijn woord onderhouden en hen liefhebben die ook de Vader liefheeft. Dat is God aanbidden in geest en waarheid en de aanbidders worden ,,zoals de Vader Zich deze zoekt” (Joh. 4, 23). Als Jezus zegt: Bemin God: bemin God met geheel uw verstand, geheel uw hart, geheel uw wil, dan wil dat zeggen dat men eerst en vóór alles en in alles oprecht d.w.z. met geheel zijn wezen moet beproeven de liefde tot de naaste te onderhouden. ,,Niet hierin bestaat de liefde, dat wij God liefhebben. Nooit heeft iemand God aanschouwd; maar wanneer wij elkander beminnen, dan is in ons de volmaakte liefde tot Hem” (4,10.12), schrijft Joannes in zijn eerste brief, en hij vervolgt: ,,wie zijn broeder, die hij gezien heeft, niet bemint, kan God niet beminnen, die hij niet heeft gezien” (4, 20). Het vervullen van het eerste gebod is niet denkbaar als het tweede niet tevens het eerste is; en hetzelfde moet gezegd worden van het heiligen van Zijn Naam en het aanbidden in geest en in waarheid: wij kunnen Zijn Naam niet heiligen noch Hem aanbidden als wij de medemens, die het voorwerp van Zijn liefde is, onteren, vernederen, verachten of haten. ,,De liefde tot God is de eerste wat de rangorde betreft, de liefde tot de naaste de eerste wat de uitvoering betreft” volgende bladzijde


1) Zie Appendix 9.


12














volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 24-02-2010 Copyright © 2014 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 04-10-2014