lijst van werken
vorige bladzijde



volgende bladzijde baande wegen vaak, waar alleen nog God hen verder leidt. Deze weg is hun woord aan de mens die waarlijk God zoekt, een angstaanjagend woord misschien, maar dat een ongekende heerlijkheid van hoogste godgenieten belooft, een eenheid van beminnen en bemind worden, van kennen en gekend worden die alle menselijk ervaren te buiten en te boven maakt en waardoor al het andere verwerpelijk wordt.

    Jezus echter – en is dit eigenlijk niet het meest vreemde aan Hem, deze mysticus – heeft over déze weg naar God, déze hunkering naar eenwording, naar rechtstreekse vereniging met God – nooit gesproken. Jezus hield ons slechts voor (en hoe dringend en voortdurend) één te zijn met de mens. Durend is Hij bezig ons de gedragspatronen der onderlinge liefde kenbaar te maken. Als ge Mij liefhebt, zei Hij, bemint dan elkander. Draagt elkanders lasten. Wat ge zaan de minste der mijnen hebt gedaan, hebt ge aan Mij gedaan. Altijd was zijn vraag aan de mens een vraag met betrekking tot de medemens. Doe wel, – en zie niet om (en als ge bidt, doe ook dat in het verborgene en met weinig woorden). Verzamel u geen schatten, maar als ge twee kledingstukken hebt, geef er een aan wie er geen heeft: ge kunt niet God dienen en de mammon. Vernedert uw naaste niet: wat ge niet wilt dat men u aandoet, doe dat ook een ander niet aan. Vóór ge u tot God wendt, verzoen u eerst met uw broeder. Als ge alleen goedgezind en goed zijt jegens hen die u genegen zijn, doet ge wat ook de heidenen doen, maar gij, bemint gij ook uw vijanden; laat het onkruid opgroeien met de tarwe tot de tijd van de oogst; maak geen onderscheid; oordeel niet; laat uw liefde onverdeeld zijn – dan bemint ge op de wijze waarop ook uw Vader in de hemel bemint die zijn zonlicht laat opgaan over goeden en bozen. Het geknakte riet moogt ge niet breken en het smeulende vuur niet doven: de Mensenzoon is gekomen, niet om gediend te worden, maar om te dienen. Zegt aan de dochter van Sion: Zie, uw Koning komt, zachtmoedig, en zittend op een ezel, het jong van een lastdier. Komt gij evenzo: de meerdere is slechts meester om dienaar van allen te zijn. Uw liefde voor Mij is deze liefde voor de mens, die immers ook de liefde heeft van uw Vader in de hemel. Onderhoudt wat Ik u omtrent dit alles heb voorgehouden. Ga binnen door déze smalle poort. Deze dienende liefde is het koninkrijk Gods, dat koninkrijk waarom ge vraagt als ge met Mij bidt: Uw Rijk komen, Uw wil geschiede op aarde. Het komt zonder ophef te maken, het is in u. – Verkondig déze ,,levensleer”. Zij is het woord des levens. Daarom kan men er niets aan veranderen. Weest niet bevreesd of bezorgd, hebt geduld en zie niet achterom. Hebt zout in u zelf. Gij zijt het zout der aarde. Ik zend u als schapen tussen wolven.

    Na deze woorden – over de gedragspatronen van de onderlinge liefde – volgende bladzijde


10














volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 24-02-2010 Copyright © 2014 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 04-10-2014