vorige pagina organiseerend, bezielend en renoveerend beginsel de liefde van een niet-christelijke wereld richt op een goed dat zooveel lager is dan het ,,goed’’ dat Christus vertegenwoordigt, — maar in een niet-christelijke wereld is niet anders mogelijk; hij betreurt eveneens, dat deze niet-christelijke samenleving niet is, wat zij, ook zonder Christus, en krachtens de scheppende krachten die God in den natuurlijken mensch gelegd heeft, zijn kan en zijn zòu als de staat wederom was wat deze, krachtens zijn wezen, behoorde te zijn: de uitdrukking en bevestiging van een nationaal solidarisme, als zijn hiërarchie deed, doen kòn, wat zij; krachtens haar roeping, doen moest: haar onderdanen opvoeden èn verplichten tot een leven waarin het natuurlijk-zedelijk en materieel welzijn der gemeenschap het hoogste beginsel van het sociaal handelen is. Dat dit niet zoo is ,,betreurt’’ hij (welk een bizar woord!) om de talloozen die van deze souvereine tyrannie der hartstochten op zoo wraakroepende wijze het onschuldige en ook volmaakt weerlooze slachtoffer zijn en nog dagelijks worden, om de wanhopigen, vernederden en vertwijfelden die deze, onze samenleving dagelijks uit haar midden wegstoot en die waarlijk niet meer alleen tot de klasse van het proletariaat behooren. Het Bloed der Armen roept om wraak, evenzeer als het om gerechtigheid roept. Het Bloed dezer Armen vraagt recht — en een ander ,,recht’’ dan dat der charitas, want de charitas als compen­satie, als klein ,,terwille’’ voor de gedupeerden eener gecontinueerde sociale anarchie is alleen maar een gecontinueerd ònrecht (en vaak niet het minst bittere). En zoolang een rechts-orde niet hersteld kan worden door een ,,rénovation sociale chrétienne’’, door een op bovennatuurlijke beginselen gebaseerd solidarisme, behoort het mede tot den duren plicht van den mensch, te strijden voor een rénovation sociale, gebaseerd op een zuiver natuurlijk-zedelijk beginsel, en dit met de onbevreesde, onverbiddelijke daadkracht van allen die nog over eenig normaal rechtsgevoel beschikken; en niet het minst behoort dit dan tot den plicht van hen, die daad­werkelijk christen zijn. Gedachtig het woord van St. Jan, dat hij, die zijn broeder in nood ziet en zijn hart voor hem sluit, de liefde Gods niet heeft. volgende pagina


150

























aangemaakt: 01-03-2008 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 13-12-2009