de la chrétienté’’, ,,la restauration de cette chrétienté de pričre, de connaissance et d’amour.’’ (Maritain) — Tot zoover Verworpen Christendom.
5.
In een daadwerkelijk-christelijke wereld kan de christelijke rechtvaardigheid (de dienstbaarheid aan een goddelijk absolutisme) ook een algemeen, een allen bindend beginsel zijn voor de orde op natuurlijk gebied. In een voor een belangrijk deel niet-christelijke of voor een nog belangrijker deel ňntkerstende samenleving is zij dit ipso facto niet en nooit. De sociale rechtvaardigheid (de dienstbaarheid aan een nationaal solidarisme) kan ten allen tijde dit algemeen bindend en ordenend beginsel zijn, — en moet dit ook wňrden.
6.
Het streven naar een herstel der christelijke rechtvaardigheid moet de wil zijn van iederen geloofsovertuigden christen: hij wil God geven wat God toekomt. Het streven naar een herstel der sociale rechtvaardigheid moet eveneens zijn wil zijn, — ook dan nog als (en waar) deze orde het rijk Gods geen stap naderbij zou brengen. Ook als God geen recht wordt gedaan, wil God nog dat den mensch recht wordt gedaan, en deze liefde moet ook (ten allen tijde) onze liefde zijn.
7.
In een ontkerstende wereld blijft het evenzeer een plicht van den christen voor sociale rechtvaardigheid te strijden als in een christelijke wereld. Het feit dat de mensch zijn plichten jegens God niet kent, geeft ons nimmer het recht onze plichten jegens den mensch en diens rechten op natuurlijk gebied te miskennen. Onze tijdelijke plicht jegens de wereld wordt niet te niet gedaan door het te niet doen door de wereld van haar eeuwige plichten jegens God. Moeten wij God geven wat God toekomt, wij moeten den mensch blijven geven wat den mensch toekomt. Dit is onze plicht, čn als christen voor wie de liefde tot den naaste tweede levens beginsel is, čn als staatsburger voor wie het tijdelijk en natuurlijk-zedelijk welzijn der gemeenschap eerste beginsel is.
142
|