een volk, doch de volksgenooten in het oude sociale onrecht verdeeld en verbitterd houden, is slechts de macht vergrooten van hen, die de behoeders zijn van het sociale onrecht. Daarvoor bestaat geen staat, en allerminst de Dietsche. En omgekeerd: rechtsherstel op sociaal gebied aan een over drie staten verdeeld Dietsch volk zonder rechtsherstel op staatkundig gebied, is onze zwakheid bestendigen juist op dat terrein, waar een volk, wil het zichzelf handhaven, het sterkst moet zijn: op het terrein van den staat.
Willen wij onszelf daadwerkelijk handhaven, dan zijn drie zaken volstrekt onontbeerlijk:
1. een nieuw, d.i. hereenigd volk,
2. een nieuwe, d. i. op recht en solidarisme gebaseerde maatschappij,
3. een nieuwe, d. i. sterke, sterkste staat.
Een sterke staat eischt het eindelijk weer bijeenzijn van alle volksgenooten in één staatsverband; het eischt de verzoening, het solidarisme van alle volksklassen op sociaal gebied; het eischt tenslotte het samenzijn van alle volksgenooten in een en denzelfden nationalen levenswil: den wil tot volledig zichzelf zijn, den wil om het hoogste en schoonste te verwerkelijken, dat wij als volk kunnen zijn. Een staat is eerst sterk als zij gedragen wordt door den zelfbewusten en trotschen wil volledig gestalte te geven aan datgene wat wij als volk kunnen zijn.
Dezen levenswil zijn wij aan onszelf verplicht, aan onze roeping als volk. Wij zijn dezen levenswil echter evenzeer verplicht ten overstaan der nieuwe, thans wordende Europeesche volkerengemeenschap. Wij tellen daarin slechts mee — maken wij ons geen illusies — als wij leven op het niveau van onze werkelijke krachten: niet eronder, niet erboven, maar erop, fier, onszelf bewust, onbevreesd en zelfstandig. Ten aanzien van de werkelijk vitale problemen van ons volksbestaan struisvogelpolitiek bedrijven; ten overstaan van de reëele eischen, die ons bestaan als Dietsch volk oproept, ons beperken tot de kleine problemen en kleine twisten met verwaarloozing van dat ééne, waardoor wij wederom volk
67