lijst De Valbijl



Over en naar aanleiding van Marsman’s verzen.
III.

   Ik heb door deze verzen een grote bewondering gekregen voor Marsman’s kunnen: ik vind het buitengewoon sterk werk. Zijn taal is van een somtijds-bijna-somptueuze pracht, zij is zwaar van gang — germaans — en zij is vol warme glanzingen als de brand van amarant; de klank zijner verzen is een vol en krachtig violonselgeluid.
   Er is zwaar en ernstig aan deze verzen gearbeid: dat bespeurt ge op bijna iedere bladzij; zij zijn dan ook geenszins spontaan (gij die meent dat spontaneïteit het kènmerk is van een waarachtig dichter: verheugt u: het zal u wellicht nog zelfgenoegzamer doen kunnen glimlachen om deze ,,onbegrijpelike” verzen); zij zijn van een harde, strenge struktuur, ze zijn — — o ja, ze zijn, ze zijn serebráál! serebráál?! gòed! maar dan toch nooit verstard, dan toch altijd hartstochtelik-bewogen serebraal. Want in zijn verzen hamert — bedwòngen, behéérst! — de bewogenheid, de hartslag van een hevig leven: hiérin, in deze verzen van Màrsman, hijgt iets van het brede, universele levensritme dat, al brak het dan stuk, al ging die mens hier dan onder in een slaafse overgave aan het leven, immer toch schoon is, wijl immer: groot.
   Want er is iets huiveringwekkend-schoons in àlle leven dat diep is en breed, in alle leven waarin een hevige liefde, ’n ,,zee-liefde” hongert (al uit die liefde zich dan in niets dan hooghartige haat tegen al het bestaande); iets huiveringwekkend-schoons omdat àlle liefdeleven bewogen is van het oneindigheidsritme, het onvernielde oer-ritme van de mens die, kòning, gemaakt wèrd met een drang naar God. En o, al verlangen wij dan kunst die bóven het leven staat, kunst waarin het leven staat geordend klaar en schoon, kunst die de uiting werd van een volledig-nederige van harte: kunst die daardoor een waardevolle faktor is in het leven wijl, uiteraard dan, aan het leven ondergeschikt, tòch ìs schóón alle kunst die een sterke uiting is van waarachtig-diep léven — al heeft dit leven zich dan gans-en-al verwijderd uit de saamhorigheid der mensen, en al heeft die kunst dan weinig waarde voor de menschheid.
   Marsman sluit zich buiten het leven, hij is ’n individualist die zich alleen bezighoudt met zich-zelf niet met de mensheid (,,terzij de horde"), maar omdat hij diep leeft en zich niet bezighoudt met lieve impressies, met vervagende stemmingen, maar dirèkt boort naar het alleressensieelste Zèlf, heft hij het persoonlike op tot het universele, geeft hij, niet alleen zich-zelf, maar de moderne mens, de levenssfeer van de moderne intellektueel en kunstenaar (die, het moderne leven belevend, zich eruit terugtrok) en dàt scheidt hem van individualisten die zich verliezen in lieftallige futiliteiten en verziekelikte zelf-analiezen waar geen mens zich om bekreunt of bekreunen kan en maakt hem boven hen belàngrijk.
   Hij boort direkt naar het essensiële van zijn zielsbewegen: volgende bladzijde

69






















lijst De Valbijl
volgende bladzijde



aangemaakt: 19-07-2013 Copyright © 2013 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 19-07-2013