lijst De Valbijl
vorige bladzijde



    vorige bladzijde doorklieft hij de lucht die uiteenvalt in een confetti van licht-blauwe geluidjes.
   Over de hoofden der havelozen die achterblijven daalt een regen van witte bloesems: de donkere borstpompon die uiteenvalt: tot hij oplost in een wit neveltje en verdwijnt.
   Tot zó lang was het stil in het doodlopend straatje: het is verboden een begrafenisstoet te onderbreken.
   Toen . . . . . etc.

Philippe de Böhl.



OVER EN NAAR AANLEIDING VAN MARSMAN’S VERZEN

   De goede jongeren — dank zij der vaderen hooggestemde ijver en zeer doorzichtige belangeloosheid — zijn dan zo langzamerhand vastgegroeid in de eindelike overtuiging (jaja: ,,overtuiging”!) dat eenvoud hèt kenmerk van oprechtheid is. De goede jongeren, te schuchter van pogen, en bezittend een teveel aan scheve zelfkennis, lieten terzijde het geding dat eenvoud hèt kenmerk, dé eigenschap is van alle grote kúnst. O neen, zij wilden niet ,,eenvoudig” zijn om ,,groot” te zijn, — zulke vermetele grootheidsdromen zijn ons allen vreemd ! -máár . . . om oprècht te zijn: Immers, de ijverige vàderen hadden het toch, zo onzelfzuchtig-knikkebollend, gezegd: ,,weest ,,eenvoudig” en ge zijt immer oprecht, mijne kinderen.”
   En de kinderen — het ,,eert uw vader en uw moeder, opdat zij beiden u niet afranselen” indachtig - dwòngen zich zeer stichtelik tot eenvoud en, gestreeld door het schuchter applausje dat nu de vaderen wel verplicht waren, bemerkten ze niet dat ze zo godzalig-mals van onbenulligheid waren. Want zij allen die zwoeren bij eenvoud en zich-zelve nauwkeuriglik bespiedden in hun uitingen zo eenvoudig en zo geruchtloos-mogelik te zijn, zij, hi, hadden, och, vergeten, dat eenvoud de rijkdom is van een tot heldere gaafheid gerijpt innerlik en dat men zich tot eenvoud, niet dan op gevaar af eenvoud neêr te halen tot weëe zoetekoekboel (= een simpatiek geluid) kan forseren.
   Begrijpt ge nu, mijn goede, gedweëe kinderen, waarom ik uw eenvoud, die noodzakelik onbenulligheid, o ja stèmmige onbenulligheid moest worden, zo heel hartelik verwens.
   Want er zijn twee mogelikheden die uw lieftallige eenvoud verklaren: òf het leven gaat over u heen, en zijt ge dus voor de kunst zonder waarde, òf ge zijt niet eerlik tegenover u-zelf. Want ,,eenvoud” is ,,gaafheid”, en gaafheid baart nooit leegte, en uw verzen zijn bodemloos léég: want opgevuld met veel lieftallige goedhalzigheid.
   Maar ge mocht soms eens ,,duister” worden! Oejoei! dàt dulden de vaderen heelemaal niet. En, nietwaar, we schrijven toch voor onze vàderen? Zij toch moeten uitmaken of wat u schrijft kunst is of niet is. O, uw duisterheid zullen zij zeer zeker als ,,gewild” kwalifiseren. Want volgende bladzijde

18






















lijst De Valbijl
volgende bladzijde



aangemaakt: 18-07-2013 Copyright © 2013 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 18-07-2013